De Vallei der Verlorenen

Als heks kan ik soms naar plaatsen toe waar bijna niemand anders heen kan. Bijvoorbeeld de Vallei der Verlorenen. Maar daar kom ik liever niet, moet ik eerlijk zeggen, want het is geen fijne plek. Toch leidt mijn pad er soms even langs. En dan kan ik het nooit laten er even in de schaduwen te blijven hangen en te kijken wie er naar binnen gaan…

De laatste keer was dat een meisje dat Nina heette. Ze viel me op, om twee redenen. De eerste was dat ze nog zo jong was. De meeste mensen zijn toch al wat ouder als ze de Vallei der Verlorenen vinden, als ze hem al ooit vinden. De weg erheen is verborgen voor iedereen die niet verloren is, maar wordt op een gegeven moment zichtbaar voor hen die dat wel zijn, vaak precies op het moment dat ze écht de wanhoop nabij zijn. Soms is het een klein paadje in het bos waarvan ze zouden zweren dat ze het nog nooit eerder hebben gezien. Soms is het een steegje middenin een winkelcentrum wat door niemand anders opgemerkt lijkt te worden. En soms is het een extra trap omlaag in een parkeergarage. Uiteindelijk leidt de weg het donker in, tot het zo donker is dat je echt niets meer kunt zien. En net als je je afvraagt of je dan eigenlijk nog wel op het pad loopt (want dat kun je natuurlijk ook niet zien) zie je een vaag lichtschijnsel in de verte. En als je daarheen loopt, net als Nina deed, dan kom je bij de ingang van de Vallei der Verlorenen.

Je mag er niet zomaar naar binnen. Een stem in het donker zal je vragen:
,,Wie ben je?” En net als Nina antwoorden dan de meeste mensen:
,,Ik ben verloren.” Intussen kijken ze om zich heen, want ze vragen zich natuurlijk af waar de stem vandaan komt, maar ze zien niemand.
,,Weet je dat zeker?” zegt de stem dan. En heel soms zegt er dan wel eens iemand ‘nee’.  Maar Nina zei dat ze het zeker wist.
,,Dan ben je hier op de juiste plaats,” zei de stem tegen haar. “Welkom in de Vallei der Verlorenen.” Het schijnsel werd feller en Nina zag dat er voor haar een grote poort was, die langzaam openging. Er direct achter lag een klein fluwelen zakje, midden op een breed pad dat voor haar uitliep. De stem legde haar uit dat er in dat zakje een soort pilletjes zaten die ze in kon nemen als ze zich nog zou bedenken. Even kwam Nina in de verleiding om het maar gewoon te laten liggen, maar íéts in haar maakte dat ze het zakje toch opraapte en meenam op haar weg de Vallei der Verlorenen in. Ze was klaar voor een leven zonder betekenis.

Ze vond haar plek snel in de Vallei der Verlorenen. En dat was ook niet zo moeilijk. De mensen doen er namelijk niet zoveel, want ze denken dat wat ze doen er toch niet toe doet. En ze verwachten niet zoveel, want die tijd ligt achter hen. Ze hebben allemaal een klein huisje waarin alleen een bed en een tafel staan, en ze komen overdag graag bij elkaar om smakeloze thee te drinken, zouteloze koekjes te eten en te praten over hun mislukte levens. En ze zingen zachtjes het Verlorenenlied, vaak zelfs meerdere keren per dag. Een kleine greep uit de tekst:

Ik ben verloren, vergeten, verslagen,
verpest, verdrietig en verward,
ongelukkig, ongezond en onbegrepen,
mislukt, mismaakt en missieloos,
ik heb gefaald en zal altijd falen,
ik kon maar beter niet bestaan.

Nina ontmoette er een vrouw die zich voorstelde als Tamara, zelfs al wist ze dat veel mensen hier hun echte naam niet meer durfden te gebruiken. En die deed er ook niet toe.
,,Ik ben Tamara,” had ze zich voorgesteld. “Ik ben verloren.” Dat is de normale introductie in de Vallei der Verlorenen.
,,Ik ben Nina,” had Nina gezegd. “Ik ben ook verloren.” Ze hadden een eindje gewandeld door de bergen die de Vallei der Verlorenen omringen. Tamara vertelde hoe het nog even had geleken alsof ze niet zou mislukken, al had ze het achteraf eigenlijk altijd wel geweten. Ze had het gewoon te graag willen proberen.

En ze had het geprobeerd. Maar het was keer op keer mislukt, en de problemen waren van alle kanten op haar afgekomen, in het begin nog samen met eindeloos veel kaartjes van mensen die om haar gaven, maar na een tijdje vooral samen met nieuwe nare brieven van de Belastingdienst, nieuwe medicijnen en nieuwe donkere gedachten die permanent in haar hoofd kwamen wonen. En zo was ze verloren geraakt. Inmiddels zwierf ze al een paar jaar in de Vallei der Verlorenen.
,,Zo lang heb ik geprobeerd te doen alsof ik anders was,” zei ze. “Maar eigenlijk heb ik altijd geweten dat het hier zou eindigen.”
,,Er is een weg terug,” zei Nina, want íéts maakte dat ze het fluwelen zakje had onthouden.
,,Je bent vast net nieuw hier, of niet?” vroeg Tamara. “Voor mensen zoals wij is er maar één plek en dat is deze. Wat we verder ook doen, we kunnen alleen maar nog meer verpesten.”

Als Nina ’s ochtends wakker werd en het zwakke zonlicht door haar raam scheen realiseerde ze zich steeds weer hoe fijn het toch was om niets meer te willen, niets meer te hoeven, niets meer te kunnen doen. Haar leven lang was ze zo bezig geweest met het halen van bepaalde doelen… Die doelen hadden haar heel realistisch geleken, want iedereen om haar heen bereikte ze moeiteloos. Toch was het bij Nina keer op keer mislukt. In het begin hadden ze haar nog verteld dat falen bij het leven hoort, dat sommige mensen laatbloeiers zijn. Maar na een tijdje waren meer en meer van dat soort stemmen gaan zwijgen. En ze was verder en verder mislukt. Ze had eindeloos veel kansen gekregen en ze allemaal verpest. Ze had altijd pas achteraf geweten wat ze had moeten doen en niets geleerd van alles wat ze meemaakte. Ze was mislukt op elke manier waarop een mens kon mislukken. Maar op deze plek hoefde er eindelijk niets meer te lukken. Ze was vrij.

Haar leven lang was ze zo bezig geweest met het halen van bepaalde doelen… Die doelen hadden haar heel realistisch geleken, want iedereen om haar heen bereikte ze moeiteloos. Toch was het bij Nina keer op keer mislukt.

Maar zoals gezegd waren er twee dingen aan Nina die me opvielen, en ik heb nog niet gezegd wat het tweede was. Misschien is dit een goed moment, want dat tweede ding is iets wat me pas na een tijdje duidelijk werd: in de vrijheid verveelde Nina zich stiekem ook wel een beetje. Er was niets meer om voor te vechten, en ze had altijd zo gevochten, dat ze nu niet meer zo goed wist wat ze dan nog kon doen. En een hele tijd lang was nietsdoen een prima oplossing. Maar na een tijdje was er toch íéts dat maakte dat ze zich er niet meer zo prettig bij voelde als eerst. En de dag kwam dat ze wakker werd, terwijl het zwakke zonlicht door haar raam scheen, en ze zich realiseerde dat ze wel weer eens de echte, felle zon op haar huid zou willen voelen. Ze voelde zich natuurlijk direct schuldig over die gedachte. De echte zon hoorde bij een wereld die niet voor haar was. Maar het íéts bleef toch tegen haar praten terwijl ze theedronk, vreselijke koekjes at en wandelde en vooral veel niets deed die dag. En daar bleef het niet bij. Want de ochtend daarop gebeurde hetzelfde, en de ochtend daarop weer, en die daarna opnieuw.

En er kwam zelfs een nacht dat het íéts haar wakker maakte. Aanvankelijk deed Nina alsof ze nog sliep. Maar na een tijdje deed ze toch haar ogen open. Ze keek naar het íéts, en ze realiseerde zich dat er nog wel íéts was om voor te vechten, en dat ze eigenlijk wel van vechten hield. Dat was wat ze kon, en eigenlijk was het misschien zelfs wel iets waar ze trots op was. Ze zou misschien niet zoveel zijn als ze altijd had gewild, maar wat ze zou zijn, zou iets zijn waar ze met haar hart en ziel voor had gestreden en dat konden niet veel mensen zeggen.

Het íéts wees haar ergens op, en ze volgde de richting en realiseerde zich wat het was. Ze haalde het fluwelen zakje onder haar bed vandaan, het zakje dat de stem haar had gegeven. En even twijfelde ze nog. Maar toen maakte ze het open, deed haar ogen dicht en hield het pilletje een paar seconden tegen het licht voordat ze het langzaam in haar mond stopte…