Mevrouw Vergeetmenietje

Soms verander ik in een vlinder en fladder rond op zoek naar een mooi verhaal dat ik nog niet kende. Kleine oogjes zien soms grote dingen, en vanuit de lucht lijkt alles anders. Zo vind ik mijn Vlinderverhalen. Dit keer dat van Mevrouw Vergeetmenietje en de vergetelheid.

Iemand had een vaasje vergeetmenietjes voor haar neergezet, op het kleine tafeltje naast haar raam. Het was lente en alles stond vol in bloei, en dus had het die iemand leuk geleken om wat vrolijks mee te nemen, toen ze ook de gebruikelijke Engelse thee kwam brengen. Anders zag haar kamertje er maar zo grijzig uit, had die iemand ook nog gezegd, want ze had maar weinig dingen die een kleur hadden. 

Vergeetmenietjes waren altijd haar favoriete bloemen geweest. Je zou ze zo over het hoofd zien tussen alle bloemen die groter waren, meer kleur hadden en minder vaak voorkwamen. Maar als je even stopte, er goed voor ging zitten en met al je aandacht keek, dan zag je dat ze prachtig waren. Net als gedichten. Dat was iets anders waar Mevrouw Vergeetmenietje altijd van gehouden had. Engelse gedichten, uit de Romantiek, met prachtige beschrijvingen van narcissen en romances. Het had haar altijd een bijzonder gevoel gegeven om woorden te lezen die nog steeds niet vergeten waren nadat ze al zo lang geleden waren geschreven. En misschien zouden ze ook wel nooit vergeten worden.

Ze had er zelf in elk geval alles aan gedaan om te voorkomen dat iemand deze hoogtepuntjes van de literatuur ooit zou vergeten. Ze had Engelse taal en literatuur gestudeerd, inmiddels al meer dan vijftig jaar geleden, aan een universiteit die nog wel dezelfde naam had en op dezelfde plek zat, maar die ze allang niet meer zou herkennen. En daarna was ze lerares Engels geworden, aan een middelbare school, in de hoop iedereen al jong bij te brengen hoe fantastisch de gedichten uit de Romantiek wel niet waren. Veel had ze er niet mee bereikt. De meeste van haar leerlingen waren allesbehalve positief over haar grote passie. Maar ze had op haar opleiding geleerd dat het puberbrein nu eenmaal in weinig echt geïnteresseerd is. En dus had ze een schild opgebouwd, een pantser van onzichtbaar ijs dat haar beschermde tegen alle minachting, sneren en beledigingen van stukjes cultuur die de eeuwen hadden doorstaan, van deze kleine pareltjes van onschatbare waarde.

En dus had ze een schild opgebouwd, een pantser van onzichtbaar ijs dat haar beschermde tegen alle minachting, sneren en beledigingen van stukjes cultuur die de eeuwen hadden doorstaan, van deze kleine pareltjes van onschatbare waarde.

Van elk gedicht waren er voor haar twee versies: degene in het lesboek, gedrukt op goedkoop papier, die de grond in gepraat mocht worden zonder dat het haar iets deed, en degene in haar persoonlijke poëziealbum, netjes opgeschreven in haar keurige handschrift, met van die ouderwetse poëzieplaatjes erbij. Dat album bewaarde ze op een speciaal plekje in haar huis, en als ze het pakte streek ze altijd even liefdevol met haar handen over de kaft voordat ze het opensloeg en zich mee liet voeren door deze prachtige oude woorden.

Het was één van de weinige dingen geweest die ze mee had weten te nemen toen ze weg had gemoeten uit haar huisje. Ze had haar dochter er even speciaal voor apart genomen, en haar heel precieze instructies gegeven over waar ze het boekje kon vinden. En zonder ging ze niet, dan vertikte ze het, dat had ze heel duidelijk gezegd. En nu lag het poëziealbum in haar kamer, op het tafeltje. Haar dochter had het wel eens in de kast gelegd, want dat stond opgeruimder. Maar daar had Mevrouw Vergeetmenietje het niet meer kunnen vinden, en volgens de verzorging had ze bijna iets gebroken toen ze in paniek haar kledingkast doorzocht, en het kleine keukenkastje wat volstond met bedorven pakken koek, en alle laatjes vol papieren die ze niet meer goed kon lezen. Sindsdien lag het album dus weer op het tafeltje, waar Mevrouw Vergeetmenietje er makkelijk bij kon vanuit haar favoriete stoel. Daar zat ze dan ook de hele dag, en als ze niet uit haar boekje las dan bracht ze haar tijd door met breien en televisiekijken, net als de anderen hier.

Ze had de meeste wel eens gesproken. Wel leuke mensen, hoor, maar het lukte haar niet meer goed om zich hun namen te herinneren. Het was de vergetelheid, zo bleef ook haar dochter haar keer op keer uitleggen, waardoor ze dingen niet meer kon onthouden. En de vergetelheid was wreed. Mevrouw Vergeetmenietje kwam haar bijna dagelijks tegen. Natuurlijk wist ze nog precies wie de leerlingen van haar laatste eindexamenklas waren, maar als ze probeerde hun gezichten naar boven te halen bedekte de vergetelheid ze met een dikke laag gedachtenmist. Natuurlijk wist ze wel hoe ze van de eetzaal naar haar kamer moest komen, maar als ze het probeerde verdraaide de vergetelheid soms gemeen de gangen zodat ze toch nog verdwaalde. Natuurlijk kon ze nog zelf haar administratiezaken regelen, maar de vergetelheid verstopte alle belangrijke brieven die ze kreeg op de meest onmogelijke plekken en zorgde bovendien voor een vervelende waas waardoor de lettertjes kleiner werden en ze ze nauwelijks nog goed kon lezen als ze ze dan eindelijk gevonden had.

Het was de vergetelheid, zo bleef ook haar dochter haar keer op keer uitleggen, waardoor ze dingen niet meer kon onthouden. En de vergetelheid was wreed.

En de vergetelheid werd steeds machtiger, volgens haar dochter, maar ook volgens de vele meisjes in witte jassen hier. Ze waren verder heel aardig hoor. Ze brachten haar elke dag thee, en ze vroegen voortdurend of ze hulp nodig had met eten, aankleden of wassen. Ze bedoelden het vast allemaal goed. En dat maakte de kans groter dat ze gelijk hadden. De vergetelheid zou haar helemaal in zijn greep krijgen. Ze was er bang voor. Ze vreesde de dag dat ze niet meer zou weten waar ze hiervoor had gewoond, het leuke huis dat inmiddels was verkocht samen met bijna alle meubels die ze door de jaren heen met zoveel zorg had uitgezocht. Ze vreesde de dag dat ze zich haar levenswerk om verveelde pubers de meesterlijke taalprestaties van de grote dichters uit de Romantiek bij te brengen niet meer voor de geest kon halen. En ze vreesde de dag dat ze haar dochter niet meer zou herkennen.

Het enige waar ze niet bang voor was, was de dag waarop ze haar poëziealbum niet meer zou herkennen. Ze had het van haar eigen moeder gekregen toen ze twaalf werd. Ze had de eerste gedichtjes erin gezet op hun wandelvakanties in Zwitserland, en daarna veel toegevoegd toen ze op haar tweeëntwintigste zelf een rondreis door Engeland maakte voor haar studie. Ze had deze gedichten ’s ochtends gelezen, en ’s avonds voor het slapengaan, op de mooie momenten van haar leven en in de moeilijkere periodes. Ze kende elke letter uit haar hoofd, zodat het niet uitmaakte dat ze eigenlijk niet meer kon lezen wat er in haar boekje stond. En als haar dochter met een zin begon, ging Mevrouw Vergeetmenietje rechtop in haar stoel zitten en maakte moeiteloos het gedicht af.

Als de vergetelheid haar op een goede dag zou overmannen, zo stelde ze zich voor, dan zou ze deze gedichten blijven prevelen, terwijl ze haar naar het ziekenhuis droegen en probeerden haar nog te redden. Ze zou ze fluisteren terwijl de vergetelheid weer terugkwam als er niemand keek, hand in hand met de dood. En wie langs haar graf zou lopen zou misschien wel de vergeetmenietjes zien die eromheen stonden, stoppen, knielen en van de bloemetjes genieten, en dan een verbaasd gezicht trekken omdat ze een zachte stem hoorden die nog altijd door bleef gaan over dat wat nooit vergeten zou worden.