Het lied van een stille ziel

Van geloven kun je heel veel denken, en er wordt dan ook veel van gedacht. En of je nu gelovig bent of niet, dit soort gedachten leveren meer dan eens heel interessante verhalen op. Ik heb altijd een Intrigerende Gedachtenvanger bij mijn slaapkamerraam hangen die ik ooit met wat magie in elkaar geknutseld heb, en er vliegt maar wat vaak een bijzondere gedachte over geloof in. Dit keer het verhaal van Nick, de kerkpianist die voor zielen leerde spelen.

Ze zeggen dat muziek niet uit deze wereld komt. Waar vandaan dan wel, tsja, daarover gaan allerlei theorieën rond. Volgens sommigen komt het uit een hogere werkelijkheid. Volgens anderen komt het uit ons collectief bewustzijn. En volgens weer anderen komt het diep vanuit onze ziel. Onze ziel kent de liederen van het verleden en de toekomst, van wat geheim en geopenbaard is, van het leven en van de dood. En ze zingt die liederen altijd, maar slechts weinigen hebben het vermogen er werkelijk naar te luisteren.

Dat komt er deels door dat veel mensen het ook stomweg niet eens proberen. In veel gevallen is het ook nergens voor nodig om naar zielen te luisteren. Maar voor sommige mensen is het pure noodzaak. Eén van die mensen was Nick, de kerkpianist. Niet dat hij zo veel genoemd werd, overigens. De meeste mensen kenden hem als Nick, de taxichauffeur. Nick, die in een best leuk huisje woonde ergens in de binnenstad en altijd dezelfde afgetrapte gympen droeg. Nick, de vriend van Natasha, die ene aardige kapster met haar lange roze nagels.

Maar op zondagen was hij Nick, de kerkpianist. En misschien was deze Nick ook wel zijn eigen favoriete versie, bedacht hij zich, toen hij op een regenachtige zondagochtend weer eens onderweg was naar de kerk. Het was vroeg, en dus waren er niet veel mensen op straat. Hier en daar worstelde een dappere hardloper zich door zijn bekende rondje heen, of wandelde er een chagrijnige hondeneigenaar onder een grote paraplu, zijn doornatte huisdier zuchtend achter zich aantrekkend aan een lange lijn. Als het paniekerige tikgeluid van de regen er niet zou zijn, dan was het nu perfect stil geweest.

Maar op zondagen was hij Nick, de kerkpianist. En misschien was deze Nick ook wel zijn eigen favoriete versie, bedacht hij zich, toen hij op een regenachtige zondagochtend weer eens onderweg was naar de kerk.

Nick had lange tijd een hekel gehad aan stilte. Dat was ook de reden geweest dat hij al jong op pianoles gegaan was. Het liefst luisterde hij de hele dag muziek. Lieflijke gitaarliedjes als hij wakker werd, rapmuziek als hij sportte, rockmuziek als hij boos was, popmuziek tijdens zijn werk, klassieke muziek als hij een boek las, romantische muziek als hij Natasha op een zelfgemaakt diner trakteerde en alternatieve muziek als hij kluste in huis. Hij glimlachte en ademde eens rustig in en uit. Ja, naar een stilte zoals deze had hij echt moeten leren luisteren.

Over een uurtje of twee zou het al drukker zijn. Dan kwamen de kerkgangers. Maar goed, op dit uur lagen die allemaal nog lekker te slapen, of zaten ze misschien wel aan een lang en lui zondags ontbijt. Nick glimlachte, parkeerde zijn fiets tegen de vertrouwde boom naast de kerk en liep naar binnen. Hij werd meteen welkom geheten door Hans, de koster, één van de weinigen die op zondag nog eerder op moest dan Nick. Toch lachte hij altijd, terwijl hij de stoelen klaarzette in de zaal, koffie zette voor de muzikanten die kwamen oefenen en nog even snel de vloer stofzuigde. Nick was er voor zichzelf nog altijd niet uit of Hans zo iemand was die nooit moe was, of juist iemand die altijd een zekere vermoeidheid over zich had waardoor het niet in je op zou komen dat hij er moe uitzag, omdat je niet anders gewend was.

Nick pakte dankbaar de koffie aan en liep intussen door richting de piano. De andere muzikanten waren er nog niet, en dus speelde hij wat in, en dronk daarna rustig zijn koffie op terwijl hij wat gedachten opschreef in het notitieboekje dat hij altijd bij zich droeg. En toen hij genoeg gedacht had voor die dag, bladerde hij wat terug naar zijn oudere gedachten. Een tijd geleden was er een vraag geweest die hem erg bezighield, en waar hij maar geen antwoord op kon bedenken. Gevangen in papier werden de raadsels van het leven over het algemeen wat simpeler, maar deze vraag wist zich zelfs tegen opschrijven nog aardig te verweren. Hij stond nog altijd triomfantelijk midden op een lege bladzijde.
Wat zal ik horen als ik doodga?

Wat zal ik horen als ik doodga?

Hij had lang gepeinsd over de mogelijkheden, die hij op een bladzijde erachter uiteengezet had. Misschien een mooi klassiek stuk. Maar zouden de engelen dat kennen? Die waren misschien niet zo van de aardse muziek, of waarschijnlijk keken ze er zelfs op neer omdat het in niets leek op de hemelse muziek. Maar hoe klonk die dan? Zou het op instrumenten worden gespeeld? En zoja, zouden die dan enigszins lijken op de instrumenten op aarde? Zou er een hemels equivalent van de piano bestaan? Ergens hoopte hij het. Misschien kon hij in het hiernamaals ook wel pianist worden. En dat bracht hem op de volgende vraag, die hij peinzend onder de eerste schreef: Zal ik nog muziek maken als ik doodga?

Hans was met zijn stofzuiger naar de koffieruimte gegaan, en in de kerkzaal zelf was het nu even helemaal stil. Nick keek de liturgie nog eens over. Het openingslied was één van zijn favorieten, en nu hij er zo over nadacht was dit het eerste nummer geweest op de eerste zondag dat hij als kerkpianist speelde. Sindsdien zat het vaak in zijn hoofd. Hij neuriede het regelmatig tijdens de afwas, zong het als hij ’s avonds van zijn werk naar huis liep en elke keer dat het ’s zondags op de liturgie stond genoot hij er enorm van. Hij wist zelfs zeker dat hij dit op zijn begrafenis wilde.

Zijn begrafenis. Hij staarde met een peinzende blik naar de titel van het lied. Als hij er niet meer was, zou hij dit ook nooit meer kunnen spelen. Maar de kerk zou een nieuwe pianist vinden, en ze zouden het lied blijven zingen, en degenen die hem nog gekend hadden zouden daarbij ongetwijfeld elke keer aan hem denken. Zo ging dat wel vaker. Hij zag nu dat het vierde lied op de liturgie een oude favoriet was, die door de bejaarde Mevrouw ’t Schaap altijd uit volle borst werd meegezongen, tot ze in het voorjaar overleden was dan. Je zag haar magere lijf helemaal tot leven komen zodra de eerste tonen werden ingezet, en in haar ogen lag een lang verleden waarvan dit de soundtrack was geweest. En zelfs nu zij er niet meer was, leek het net alsof haar ziel nog elke zondag naar de kerk kwam om het voor haar mee te doen. Iets zong er nog. Een stem gemaakt van licht, een stem uit de eeuwigheid, een stem die in maar heel weinig op een echte stem leek. En het was ook niet helemaal hetzelfde lied. Het was een lied van het leven, een lied van de dood, het lied van een stille ziel. En het was prachtig.

Het was een lied van het leven, een lied van de dood, het lied van een stille ziel. En het was prachtig.

Nick keek de rest van de liturgie af en elk nummer herinnerde hem wel aan iemand in de gemeente. Zijn liedboek, zo realiseerde hij zich, was veel meer dan een verzameling noten met tekst. Verborgen in deze bladmuziek zaten ervaringen, herinneringen en de stemmen van zielen die niet meer op deze wereld waren. En als de muziek stopte, dan zongen de zielen nog even door. Sommigen zongen zelfs al als ze binnenkwamen. Achter de niet altijd even zuivere muziek die hij en zijn collega’s maakten begon de muziek van een nieuwe wereld, de muziek uit een andere wereld, en tegelijk de muziek van de levens van iedereen die hier kwam.

Ook Nicks ziel zong waarschijnlijk elke dag, zelfs al wist hij niet hoe hij ernaar moest luisteren in de stilte die hij eindelijk had leren verdragen. Maar dat gaf niet, want hij had nog wel even. Zijn ziel zou er namelijk nooit mee stoppen. Dat wist hij nu. Als hij zou sterven, dan zou het zingen zelfs nog luider worden, zijn eigen muziek, het geluid van het eeuwige in hem, zijn favoriete lied en misschien wel meer, zou hem begeleiden naar boven. Hij glimlachte weer en besloot het antwoord niet onder de vraag te schrijven, zodat hij de volgende keer dat hij dit las nog eens dezelfde gedachtegang kon hebben. En toen deed hij zijn notitieboekje dicht, want Helena, de gitariste, kwam binnen, breed lachend als altijd. Achter haar aan kwam Tom, de drummer, met een chagrijnig net-wakker-gezicht zoals altijd. Ze zouden zo gaan beginnen met oefenen. Over een uurtje zou de gemeente weer kunnen zingen. En zonder dat de meesten het doorhadden, zouden lang daarna hun zielen nog doorgaan.