De Pannenkoekenheks

Ze zei altijd dat als het niets zou worden met haar academische carrière, ze een pannenkoekenhuis zou openen. En ik maar denken dat ze het niet meende… Maar: ze is goed in wat ze doet. Haar restaurant is één van de leukste plekjes op de wereld die ik kan verzinnen. Dus zoals je snapt: ik kom er zo vaak als ik maar kan. Tenslotte is Rozemarijn mijn beste vriendin.

Dat is al zo sinds we samen op de Middelbare Magieschool zaten. Ik weet nog goed hoe we elkaar op de eerste dag ontmoetten. Alle andere aankomende studenten stonden al in groepjes te praten en vrienden te worden, maar Rozemarijn en ik waren allebei zo verlegen dat we vooral probeerden om onszelf onzichtbaar te maken (zelfs al kwamen dat soort spreuken pas in latere jaren). Het lukte ons behoorlijk goed, zodat het zelfs best even duurde voor we elkaar opmerkten, en daarna nog wel even voor we voorzichtig “hallo” durfden te zeggen. Maar vanaf dat moment waren we onafscheidelijk.

We zaten bijna altijd naast elkaar, tekenden als onze docenten even niet keken schattige octopusjes op elkaars boeken en liepen in de pauzes samen naar het griezelige soepencafé wat vlakbij de school zat. Mooie tijden, maar ook moeilijke. Veel mensen (met name verre familieleden) vertelden me op elke verjaardag enthousiast dat de middelbare school de leukste tijd van je leven is. Maar om eerlijk te zijn waren er echt wel momenten dat ik dacht: als dit dan het beste is, weet ik eigenlijk niet of ik de rest wel zie zitten…

Maar om eerlijk te zijn waren er echt wel momenten dat ik dacht: als dit dan het beste is, weet ik eigenlijk niet of ik de rest wel zie zitten…

Eén van de redenen dat het soms lastig kan zijn: je moet op de middelbare school beslissen wat je gaat doen met De Rest Van Je Leven. Of, nou ja, zo voelt het soms wel eens. Al helemaal voor diegenen die, zoals deze heks, werkelijk waar geen flauw idee hebben. In het eerste jaar zag ik mezelf wel vertaalster worden, specifiek werkend in uitgestorven talen die alleen op zeldzame kleitabletten nog te vinden zijn. In het tweede jaar voelde ik meer voor advocate, om de rechten van bedreigde boomkikkers te verdedigen. In het derde jaar wilde ik me helemaal storten op het schrijven van verhalen en dé nieuwe sprookjesster worden.

En het werd niet beter, of in elk geval niet duidelijker. In het vierde jaar wilde ik mijn leven als kluizenares in de bergen doorbrengen als eendenhoedster. In jaar vijf zag ik mezelf meer als een soort gestoorde natuurkundige die nieuwe heksenbrouwseltjes uitvond met behulp van de entropie van het universum. En in jaar zes besloot ik na lang wikken en wegen om maar gewoon zo’n studie te gaan doen waar je waarschijnlijk wel werk mee vindt.

Voor Rozemarijn was het anders. Ik bewonderde haar kalmte en rust in die tijd enorm, maar goed, ik wist dan ook nog niets van haar geheim… Lange tijd praatte ze eigenlijk nauwelijks over wat ze ging studeren, tot iemand het haar in het laatste jaar vroeg. Het antwoord was logisch. Ze had altijd iets met mensen, gevoelens en rare ziektes gehad, en ze leek wel geboren te zijn met een eeuwig serieuze, doch begripvolle blik op haar gezicht. Kortom: niemand keek ervan op toen ze trots aankondigde psychologie te gaan studeren. En ze was er heel gelukkig mee. Nou ja, voor zolang als het duurde dan. En dat was nog geen jaar.

Ik bewonderde haar kalmte en rust in die tijd enorm, maar goed, ik wist dan ook nog niets van haar geheim…

Het was het jaar waarin ik haar nauwelijks kon zien. Ze deed haar studie, was actief lid van een studentenvereniging, had een bijbaantje omdat haar ouders niet zo rijk waren, deed vrijwilligerswerk om de wereld te steunen, sportte dan ook nog om gezond te blijven, deed haar best om haar vrienden en familie te blijven zien, en dan was er nog haar stage. Ze zei dat het allemaal niet teveel was. Bovendien moest alles op de één of andere manier nou eenmaal.

Ze bakte gewoon pannenkoeken als het allemaal even niet zo lekker ging en dat vrolijkte haar altijd weer op, zei ze. Want ze had een geheim dat ze me niet vertelde.
Ze zei dat ik me geen zorgen moest maken. Ze kon het allemaal wel aan.
Ze zei dat ze gelukkig was.
De waarheid was dat ze wist dat ze gelukkig zou moeten zijn. En helaas is dat nogal een verschil.

Het was tegen het einde van het jaar dat ze instortte. De universiteitspsycholoog diagnosticeerde haar met een ernstige overspannenheid. Dat betekende: ze kon bijna niets doen zonder er doodmoe van te worden, had permanent hoofdpijn en was altijd uitgeput. Het betekende ook dat ze met haar studie stopte. Het betekende dat ze therapie kreeg, en ze zou er weer bovenop komen, zeiden ze, maar het had tijd nodig, veel tijd, en ook heel veel rust. Ik zocht haar bijna elke week op, en probeerde haar wat moed in te praten, maar ik voelde me zwak tegenover zoveel ellende. Al helemaal bij iemand die zo slecht was in stilzitten, die zoveel van het leven hield als Rozemarijn. Even was ik bang dat haar ondernemende lach, die altijd zo vol zelfvertrouwen en hoop was, nooit meer terug zou komen.

Ze zei dat ze gelukkig was.
De waarheid was dat ze wist dat ze gelukkig zou moeten zijn. En helaas is dat nogal een verschil.

Maar na nog ongeveer een jaar kreeg ik hem weer te zien. Na veel hulp en therapie was Rozemarijn eindelijk genezen.
,,Ik ben klaar met de mensenwereld,” zei ze vastberaden. “Ze vragen veel teveel van elkaar. Het is tijd voor mijn backupplan.”
,,Je bedoelt…” Ik keek haar verbaasd aan. Was dat pannenkoekenhuis echt serieus?
Ja dus.

Nog geen maand later opende ze De Verlaten Spatel, een echt pannenkoekenhuis met rood-wit geblokte gordijntjes en de gezelligste meubels die je kunt verzinnen. Het bevindt zich midden in een groot, magisch bos, zo’n bos waarin alles altijd beweegt, het mos aan je tenen knabbelt en je voortdurend geluiden hoort die je niet kunt plaatsen. Het pad waarmee De Verlaten Spatel te bereiken is verandert elke keer weer, maar de wegwijzertjes draaien gelukkig mee, zodat je eigenlijk niet kunt verdwalen.

En als je er dan eenmaal bent, kun je even helemaal tot rust komen. Rozemarijn heeft altijd een feilloos gevoel gehad voor zachte dingen, en haar hele restaurant is er vol van. Bij de deur staat een grote bak met knuffelsokken (dus van die zachte, pluizige en dikke sokken) om binnen te dragen. Er lopen overal schattige monstertjes rond die voortdurend op je schoot proberen te klimmen. En de pannenkoeken zelf zijn de zachtste en lekkerste die je ooit zult proeven. Nog los van het feit dat je bij elke pannenkoek ook kunt rekenen op een kleine demonstratie van Rozemarijns magische specialiteit, het geheim dat ze zelfs mij pas vertelde toen ze De Verlaten Spatel opende…

Het pad waarmee De Verlaten Spatel te bereiken is verandert elke keer weer, maar de wegwijzertjes draaien gelukkig mee, zodat je eigenlijk niet kunt verdwalen.

Ze heeft het ontwikkeld toen we nog op de Middelbare Magieschool zaten, zo vertelde ze me ooit, en ze de keuzestress op een goed moment bijna niet meer aankon. Maar ze was er in het begin zo onzeker over dat ze er met niemand over durfde te praten, zelfs toen ze op een goed moment zeker wist dat het werkte. Pannenkoeken, zo vertelde ze, vrolijkten haar niet alleen maar op omdat ze lekker waren. Het kwam ook door wat ze tegen haar zeiden. Nou ja, niet echt zoals mensen kunnen praten natuurlijk. Pannenkoeken fluisterden eerder, de geuren vormden zachte zinnen waar ze naar een tijdje naar had leren luisteren, en de kringen en vlekjes vormden woorden die ze na een tijdje had leren lezen.
Gefluister, woorden en zinnen over de toekomst.

,,Kun jij met pannenkoeken de toekomst voorspellen?” had ik geschokt gevraagd.
,,Niet echt,” had ze gezegd. “Ik kan niet zien wat er morgen of volgende week gaat gebeuren. Maar ik kan wel zien dat wat er ook gebeurt, alles uiteindelijk wel weer goedkomt als ik vol blijf houden. Dat blijven de pannenkoeken me vertellen.” En toen vertelde ze hoe de vele stapels pannenkoeken haar geholpen hadden in haar studententijd, en daarna in de lange tijd in therapie. En toen had ze besloten dat ze dit niet meer voor zichzelf wilde houden.

Nu legt ze mij en alle andere gasten van De Verlaten Spatel dus bij elke pannenkoek uit wat hij probeert te zeggen. En bijna iedereen moet er meteen van glimlachen. En elke keer dat ik dat zie, ben ik weer zo trots op Rozemarijn. Meestal vertellen de pannenkoeken mij dat het leven niet zal gaan zoals ik het zo graag uit zou willen plannen. Maar de vele doemscenario’s die volgens de nare stemmetjes die soms ‘s nachts in mijn hoofd zitten zullen gebeuren zijn vaak ook niet meer dan angst. Het leven is nu eenmaal een wonderlijk iets. Soms denk je dat je psycholoog wordt, maar ben je uiteindelijk veel gelukkiger als pannenkoekenbakster, of andersom. En in De Verlaten Spatel kan ik me dat weer even goed realiseren. Ik kom er, zoals gezegd, zo vaak als ik maar kan. Tenslotte is Rozemarijn mijn beste vriendin.