De Rivier

Van geloven kun je heel veel denken, en er wordt dan ook veel van gedacht. En of je nu gelovig bent of niet, dit soort gedachten leveren meer dan eens heel interessante verhalen op. Ik heb altijd een Intrigerende Gedachtenvanger bij mijn slaapkamerraam hangen die ik ooit met wat magie in elkaar geknutseld heb, en er vliegt maar wat vaak een bijzondere gedachte over geloof in. Dit keer het verhaal van Ester bij de Rivier.

Ze wist dat ze hier altijd weer terug zou komen. En ze zag het vrijwel nooit eens van tevoren aankomen. Ester knielde neer bij de Rivier en bleef even plechtig stil. Toen opende ze haar hand en liet haar gedachten los. Eén voor één dreven ze het water in, als rozenblaadjes, cirkelend om elkaar heen totdat ze in de stroom waren verdwenen. Ze verbaasde zich erover hoeveel gedachten ze vastgehouden had. Maar de laatste weken waren dan ook gestoord geweest.

Ze stond op, en liep op haar blote voeten een stukje langs de stroom, achter haar gedachten aan, tussen de zachte madeliefjes die haar ergens het gevoel gaven dat ze zweefde. Dat was één van de dingen die zo heerlijk waren aan deze plek: ze kreeg er het gevoel dat ze gewichtloos was. Normaal gesproken voelde ze zich vooral heel zwaar. Dat begon al bij de ongelooflijke voorraden gedachten in haar hoofd. Zelfs als ze maar één gram per stuk wogen, kon ze zich nog steeds nauwelijks voorstellen hoe haar nek het aankon.

En dan waren er nog haar herinneringen. De meeste daarvan waren best licht, andere waren iets zwaarder, maar een paar waren echt loodzwaar. Ze zaten overal, als kleine splinters metaal die zich ooit in haar botten geslagen hadden en nu zorgden dat elke beweging extra moeite kostte. Maar bij de Rivier voelde ze niets van dat alles, net zomin als ze haar lichaam kon voelen, en daardoor herinnerde ze zich weer wie ze in de diepste essentie was, waar ze vandaan kwam, en wat ze was, en het was zoveel meer dan alles wat ze gewoonlijk dacht dat ze was.

Dat was één van de dingen die zo heerlijk waren aan deze plek: ze kreeg er het gevoel dat ze gewichtloos was. Normaal gesproken voelde ze zich vooral heel zwaar.

Ze wist nog goed hoe ze voor eerst bij de Rivier gekomen was. Toen had ze het al helemaal niet aan zien komen. Het was een zonnige zondagmiddag geweest, en ze was gaan wandelen in de buurt van een oud kasteel, waarna ze een kopje thee had gehaald in het café dat tegenwoordig op de binnenplaats zat. Ze had even alleen willen zijn. Want achter de harde zwarte glazen van haar zonnebril stonden haar ogen vol tranen, en in haar hoofd zaten teveel vragen die ze niet kon beantwoorden. Ze wist dat ze op zoek was, maar, en dat was het probleem, niet naar wat.

Misschien was dat wel de reden geweest dat ze niet meteen naar huis gewild had. In dat geval zou je kunnen zeggen dat ze na haar thee nog een tijdje doelloos door de paleistuinen bleef dwalen. Of misschien werd ze wel geroepen door een onhoorbare stem. In dat geval zou je eerder moeten zeggen dat ze doelgericht door de paleistuinen liep, tot ze bij de rand van de beek stond, waar ze ging zitten en een tijdje in het water bleef staren. De magnolia een eindje verderop begon haar bloemen te verliezen, en de blaadjes vielen in de rivier. Eén ervan dreef precies langs Ester, steeds langzamer, tot het bijna helemaal stilstond…

En toen had ze de Rivier voor het eerst gezien. En ze had de stem gehoord die erbij was, want alles rondom de Rivier ademde de aanwezigheid van iets dat ze onmogelijk kon beschrijven. Het was geen stem zoals alle andere stemmen. Hij sprak niet in woorden, maar meer zoals haar gedachten ook tegen haar spraken, want deze stem praatte direct tegen de bron van haar bewustzijn.

Want achter de harde zwarte glazen van haar zonnebril stonden haar ogen vol tranen, en in haar hoofd zaten teveel vragen die ze niet kon beantwoorden. Ze wist dat ze op zoek was, maar, en dat was het probleem, niet naar wat.

,,Wie bent u?” had ze gevraagd toen ze de aanwezigheid van de stem voelde.
,,Ik denk dat je al weet wie ik ben,” had de stem gezegd. En ze realiseerde zich dat ze dat altijd al had geweten. En toen voelde ze liefde, in zo’n pure vorm dat ze het eerst bijna niet als liefde herkende. Het was het begin geweest van het herstel van de band die kapot was geweest, en daarmee ook het herstel van haarzelf. Het was waar ze naar gezocht had. Zelfs al bleven veel van haar vragen onbeantwoord.

Het was een stroom, zo had ze zich gerealiseerd, waar ze regelmatig terug zou komen omdat het de bron was van haar leven. Ze kwam er om dingen van zich af te wassen, maar ook om te drinken. Ze kwam er met meer vragen en ze kwam er met antwoorden. Ze kwam er omdat ze nergens anders naartoe kon. Of ze kwam er omdat ze hier echt wilde zijn. En elke keer dat ze er kwam was zij veranderd, en was de Rivier ook weer veranderd.

Het was een stroom, zo had ze zich gerealiseerd, waar ze regelmatig terug zou komen omdat het de bron was van haar leven.

Ester glimlachte en liep verder langs de stroom, tot op het punt waar de Rivier zich splitste in kleinere stroompjes. In één ervan straalde haar schaduw zo dat hij bijna licht leek te geven. Die schaduw lachte naar haar, en zei haar dat het licht nooit ver weg was. Het licht was in haar, om haar heen, en soms kon ze het zelfs voelen. In een andere stroom was haar schaduw een klein meisje, dat met haar meerende en probeerde haar bij te houden, om haar te herinneren aan alles wat ze was geweest, en wat daarvan ze nog steeds was en wat niet meer.

In een derde stroom liep een oudere vrouw, ietwat langzaam maar wel rechtop, om haar te herinneren aan wat ze ooit kon worden, en wat ze wel wilde en wat niet. En in de laatste stroom was haar schaduw donker. Die schaduw ademde pijn. Deze stroom, zo wist Ester inmiddels, kwam uit in een donkere poel waarvanuit het water niet verder stroomde. Deze stroom wist niet dat het leven verderging. En de stemmen die hieruit kwamen probeerden haar voortdurend te vertellen dat ze nooit zou veranderen. Alle fouten waar ze zich voor schaamde bepaalden haar toekomst, zeiden de stemmen.

Maar hier bij de Rivier waren die stemmen niet zo hard als anders. Hier hoorde ze vooral de stem die de waarheid sprak, die ene stem die geen woorden nodig had. Gewoonlijk was hij zacht en op de achtergrond, maar hier kon ze goed luisteren naar wat hij haar wilde zeggen. En meestal was dat nuttiger dan luisteren naar die soms zo nare stemmetjes in haar hoofd. Er zaten er nu weer een paar, comfortabel tegen de binnenkant van haar schedel leunend, en ze zeiden dingen over haar die ze was gaan geloven terwijl ze eigenlijk onzin waren.

Deze stroom wist niet dat het leven verderging. En de stemmen die hieruit kwamen probeerden haar voortdurend te vertellen dat ze nooit zou veranderen. Alle fouten waar ze zich voor schaamde bepaalden haar toekomst, zeiden de stemmen.

Ester pakte ze vast en trok ze los, en liet ze met een achteloos gebaar in de zwarte, doodlopende stroom vallen. Ze voelde zich meteen nog ietsje lichter. Ze liep terug, naar de plek waar de Rivier nog ongesplitst was, en volgde de stroom in omgekeerde richting, onderweg naar de bron. En zoals altijd werd ze wakker voordat ze er was. Zo was het ook die eerste zondagmiddag gegaan.

Op een goed moment was het magnoliablaadje verder gestroomd, en ze wist weer waar ze was. Er stond een bezorgde vrouw naast haar.
,,Alles in orde?”
,,Jahoor,” zei Ester zo normaal mogelijk. 
,,U zit hier al twintig minuten bijna onbeweeglijk,” zei de vrouw toen. “Ik begon me een beetje af te vragen waar u aan denkt.” Ester keek haar stomverbaasd aan. Voor haar waren het seconden geweest. Ze wist niet goed wat ze moest zeggen en dus zei ze maar niets meer.

En ook nu was ze gewoon even stil, terwijl ze om zich heenkeek. Ze was nog steeds alleen, in haar slaapkamer. Ze blies de kaarsen uit zodat het helemaal donker werd. Het was nu eindelijk tijd om te gaan slapen, en misschien zou ze voor het eerst deze week niet wakker hoeven te liggen van de zorgen. Even miste ze de Rivier. En toen kwam de vrede bij haar terug. Want ze wist dat ze er altijd terug zou komen.