Iets met stilte

Soms verander ik in een vlinder en fladder rond op zoek naar een mooi verhaal dat ik nog niet kende. Kleine oogjes zien soms grote dingen, en vanuit de lucht lijkt alles anders. Zo vind ik mijn Vlinderverhalen. Dit keer dat van Vlinder, die altijd maar wat fladderde, en haar ontdekkingen van leegte, stilte en schepping.

,,Weet je echt niet waar we zijn?” vroeg Vlinder. Goed, natuurlijk was dat niet haar echte naam, of in elk geval was het heel lang niet haar echte naam geweest, maar intussen wilde ze zichzelf al niet meer anders noemen. Ze liep nog een stukje verder over de zwarte lijn. Ze begon net te geloven dat dit zo’n lijn was die geen einde had (dat hebben de meeste lijnen niet), toen ze ineens iets zag dat wel degelijk op een einde leek. Of misschien leek het wel meer op licht, lief licht, met een diepe, blauwe kleur die haar meteen intrigeerde.

Ze was wel blij om weer wat blauw te zien, want er waren hier overal kleuren en het merendeel ervan kende ze nog niet. In het begin had ze het prachtig gevonden, maar inmiddels was het ook wel fijn om weer iets te zien waar ze de naam van kende. In namen lag een vreemde macht besloten. Waarschijnlijk was haar naam haar favoriete woord, en meteen het woord dat haar het meest in de war bracht. Want zoals gezegd was er een tijd geweest dat het niet haar echte naam was geweest. En die tijd was nog niet zo heel lang geleden geëindigd. Voor zover dit dan al een einde was. Want na het einde zou zij er toch niet meer zijn? Het was allemaal zo verwarrend.

Ze was wel blij om weer wat blauw te zien, want er waren hier overal kleuren en het merendeel ervan kende ze nog niet.

Ze had Vlinder ontmoet toen ze een jaar of twaalf was. En vanaf dat moment hadden ze elkaars hand voor altijd vastgehouden, en het ene moment stapte zijzelf naar voren en het andere moment was het Vlinder. Hun gedachten, gevoelens en gehele wezen waren lange draden, die zich steeds meer samenvlochten tot het bijna onmogelijk was geworden om het verschil tussen haarzelf en Vlinder nog te zien. En de mensen noemden haar dan ook maar Vlinder.

Ze noemden haar Vlinder omdat ze prachtig was, en ze noemden haar Vlinder omdat ze zo kwetsbaar was. Ze heette Vlinder omdat ze kon vliegen, maar ze heette ook Vlinder omdat ze in de praktijk vooral een beetje bleef fladderen. En precies die dingen hadden haar hier gebracht, waar “hier” dan ook precies was. Ze zou willen dat ze deze plek kon beschrijven, als ze ooit de kans zou krijgen om iemand erover te vertellen… Maar dat kon waarschijnlijk niet. Dat was één van de dingen die bij het einde hoorden: dat er geen weg meer terug was. Voor zover dit dan al een einde was…

Ze heette Vlinder omdat ze kon vliegen, maar ze heette ook Vlinder omdat ze in de praktijk vooral een beetje bleef fladderen.

Ze ging dankbaar zitten, zelfs al wist ze niet precies waarop ze zat. Misschien vond ze het wel op een einde lijken omdat ze op zoek was naar een einde, zo realiseerde ze zich nu. De schaduw van de laatste bladzijde van iets wat een erg lang verhaal was geworden. Veel langer dan ze van tevoren gedacht had, zelfs al had Vlinder van het begin af aan gezegd dat het een lange weg zou worden.
,,Dus is dit een einde?” vroeg ze. Maar de Stem zei niets. Hij had al een tijdje niets meer gezegd nu. Misschien betekende dat wel dat het inderdaad het einde was. Er was niets meer te vertellen.
,,Maar ik ben er nog,” protesteerde ze toen eindelijk hardop. “Hoe kan dit dan het einde zijn?”

Maar de Stem zei nogmaals niets. Er viel misschien ook niets meer te zeggen. Of misschien was er juist zoveel te zeggen dat het geen zin had om ergens te beginnen. Vlinder staarde naar de leegte boven haar en zocht tussen de vele woorden in haar hoofd naar iets om te zeggen. Het was zo stil hier dat het bijna pijn deed, alsof de lucht een zuur was geworden dat haar huid nog maar net kon verdragen, maar waarin elke zin die ze zei meteen met een sissend geluid zou veranderen in stiltestof. Was dit hoe het einde voelde?

Nee, dit kon het einde niet zijn. Niet na alles wat er gebeurd was. Vlinder had gezegd dat het zwaar zou worden, dat ze samen meer zouden bereiken dan ze ooit zou kunnen dromen maar dat ze uiteindelijk de prijs zou moeten betalen… Toch had ze er nooit zo bij stilgestaan. Ze wist toch wel dat ze het niet anders wilde. Maar tegelijk had ze altijd geweten dat bij het vermogen om te scheppen wat nog niet bestond ook altijd een aangeboren talent voor vernietiging zou komen. En de ultieme destructie… dat was waarschijnlijk wat er nu gebeurde.

Maar tegelijk had ze altijd geweten dat bij het vermogen om te scheppen wat nog niet bestond ook altijd een aangeboren talent voor vernietiging zou komen.

Nee, dit kon het einde niet zijn. Ze wilde opstaan en de Stem eens zeggen waar het op stond toen ze merkte dat de stilte opgedroogd was, keihard geworden, zodat ze niet meer kon bewegen. Ze stelde zich zo voor dat De Stem nu gemeen glimlachte, voor zover stemmen kunnen glimlachen. Ze had nooit naar hem moeten luisteren, toen hij begonnen was om haar verhaal te vertellen vanuit Vlinders perspectief. En dan wel helemaal vanaf het begin: haar geboorte, iets na middernacht in een koude winter, het moment dat haar moeder haar bij haar oude naam noemde, gevolgd door haar kindertijd en hoe ze haar lievelingsknuffel ontmoette. En daarna Vlinder, van wie ze nog veel meer zou gaan houden.

Daarna ging het verhaal verder, nu niet meer het verhaal van één maar dat van twee, en steeds meer toch weer dat van één. Het ging erover hoe ze een problematische tiener werden, en daarna voorbeeldige studentes, en daarna werd Vlinder een ingewikkelde volwassene, en uiteindelijk een eenvoudige bejaarde. Het was een leven van fladderen geweest, want er was maar weinig dat Vlinder lang kon volhouden. Ze gleed voortdurend van de ene emotie naar de andere, en alleen de schilderijen die ze maakte konden enigszins bevatten hoe ze zich tegelijkertijd woedend en dolgelukkig kon voelen.

Haar hoofd zat altijd vol ideeën, vol elkaar tegensprekende gedachten, vol stemmen waarvan een deel waarschijnlijk uit een andere wereld kwam. Het was Vlinders wereld, waar meer dan drie dimensies waren en meer dan vijf zintuigen. Haar wereld was overal maar de mensen konden hem niet zien. Zelfs Vlinder lukte het niet altijd. Maar de momenten waarop het wel lukte gaven iedereen die naar haar kunst keek een ervaring die ze onmogelijk konden beschrijven, maar die ze ook nooit meer zouden vergeten. Ze wisten het al, of zo voelde het, maar ze hadden het zich niet kunnen herinneren.

Het was Vlinders wereld, waar meer dan drie dimensies waren en meer dan vijf zintuigen. Haar wereld was overal maar de mensen konden hem niet zien.

Ze was beroemd geweest, en rijk, de meest originele kunstenares van de eeuw volgens sommigen, tot ze verlangde naar eenvoud, en toen was ze arm geweest, tot ze verlangde naar macht, en daarna was ze een leider geweest, een dienares, een koelbloedige hartenbreekster en een gepassioneerde geliefde, om uiteindelijk tot de anticlimax te komen die de conclusie was van een leven waar geen pijl op te trekken leek. De Stem had het met een plechtige stem voorgelezen. En daarna… Ja, wat was er daarna gebeurd?

Vlinder had nieuwsgierig gevraagd naar haar begrafenis, en of ze inderdaad het lied zouden draaien waar ze om gevraagd had, en het gedicht zouden vinden dat ze als verrassing had verstopt voor haar dochters… Maar De Stem zei al niets meer. Haar verhaal was immers voorbij. Er viel misschien ook niets meer te zeggen. Of misschien was er juist zoveel te zeggen dat het geen zin had om ergens te beginnen.
Nee, dit kon het einde niet zijn. Ze was er toch nog? Ze was op de zwarte lijn beland, in deze vreemde wereld waarin er helemaal geen ruimte leek te zijn. Laat staan tijd.

Of… was het er misschien juist allebei, maar was het nu in haar in plaats van dat zij in de tijd en ruimte leefde?
Zodra ze dit dacht, voelde ze ineens haar opgeheven hand naar beneden vallen langs haar lichaam. Ze kon zich weer bewegen! En even danste ze van blijdschap, nog hand in hand met Vlinder, tot ze zag dat er een schaduw naast haar danste, maar dan eentje die gemaakt was van duizenden verschillende kleuren licht.
Ze wilde de schaduw vragen wie ze was, maar ze realiseerde zich dat ze het antwoord al wist.

Ze wilde de schaduw vragen wie ze was, maar ze realiseerde zich dat ze het antwoord al wist.

Zij was de schaduw.
Het was Vlinder. Het was haar.
Zodra ze dat dacht, voelde ze ineens haar hele lichaam niet meer. Ze was licht, energie, en alles wat ze dacht creëerde deze wereld. Ze was omringd door alle kleuren die er altijd al waren geweest, maar zonder dat ze ze kon zien, door de dansende energie die er al die tijd was geweest, maar zonder dat ze hem kon zien, met alle machten en krachten van de wereld die voor eeuwig waren, maar die ze stomweg nooit had kunnen waarnemen. Ze was meer dan deze ruimte, meer dan deze tijd, en dus was ze het allemaal tegelijk. Ze was de wereld die ze door Vlinder heen af en toe had mogen zien.

Ze was het kleine meisje met de knuffel. Ze was de studente die laat in de avond nog over vroeg expressionisme nadacht, de rijke dertiger die elke zomer in Parijs nieuwe schoenen kocht, de arme veertiger die leefde van haar niet zo best verkopende schilderijen, en ze was alles wat ze toen ook al geweest was, maar zonder dat ze het kon zien. Ze zag het allemaal tegelijk en voelde het allemaal tegelijk. Ze had haar leven lang gefladderd, maar nu kon ze eindelijk vliegen. Ze had al die tijd geen idee gehad van wie ze werkelijk was.

Dus was dit het einde? Nee, dit kon het einde niet zijn. Haar verhaal was niet voorbij. Het was zelfs nog maar net begonnen.
De Stem zei niets meer maar dat was ook niet meer nodig. Inmiddels had ze zelf geleerd om te spreken zonder woorden, te schrijven zonder zinnen. En ze had zoveel meer dat ze nog moest vertellen. Ze kon eindelijk beginnen aan het belangrijkste perspectief van haar verhaal…