De bijenkorf

Het merendeel van de mensheid is “normaal”, maar er zijn er ook aardig wat uitzonderingen die het om de één of andere reden niet zijn. Het zijn de mensen met een Diagnose, en er zijn heel veel verschillende dingen die een Diagnose kan betekenen, en ook heel veel verschillende manieren waarop mensen ermee omgaan. Ik vind dit soort diagnosedingetjes heel interessant en kijk graag in mijn glazen bol naar de levens van mensen met een Diagnose. Dit keer dat van Markus in de bijenkorf.

In het land van de knuffels was het op het eerste gezicht stil, maar wie gedachten kon horen, merkte meteen dat het er eigenlijk heel druk was. De knuffels voerden diepe discussies over de nieuwste filosofische ideeën, werkten verder aan het museum van de toekomst en knuffelden elkaar om er zeker van te zijn dat iedereen genoeg aandacht kreeg. Sommige vlogen, sommige zwommen en anderen konden zich verplaatsen zonder ook maar iets te hoeven bewegen. En dat kon allemaal, want hoewel het land van de knuffels op het eerste gezicht niet groter leek dan Markus’ bed, was het diep, vol grote zeeën van dekens, bossen van kussens en alles wat de meeste mensen niet zagen, maar wat fantastisch was om te zien.

Midden tussen de knuffels zat Markus, en hij aaide een vriendelijke veerbuikkatmot die bij hem was komen liggen omdat ze zag dat hij zich niet goed voelde. Zijn ouders hadden hem naar boven gestuurd, omdat het weer teveel was geworden. Natuurlijk hadden ze erbij gezegd dat dit níét betekende dat ze niet van hem hielden, of dat hij maar beter niet kon praten, of dat hij… Zijn moeder was nu eenmaal snel moe naar haar overspannenheid, daar kon hij niets aan doen. Markus keek de veerbuikkamot zuchtend aan. Hij zou het ook nooit leren.

De knuffels voerden diepe discussies over de nieuwste filosofische ideeën, werkten verder aan het museum van de toekomst en knuffelden elkaar om er zeker van te zijn dat iedereen genoeg aandacht kreeg.

Hij had nooit begrepen waarom maar zo weinig mensen bang zijn voor mensen. Zelf vond Markus mensen in elk geval best eng. Daarom was hij heel lang een soort vlinder in een bijenkorf geweest, voorzichtig, stil, en overduidelijk anders. Geluid maken leek hij niet eens te kunnen. En de meeste bijen herkenden hem ook niet altijd als een levend wezen, omdat hij zo stil zat. Het vliegen had hij wel afgeleerd. Met die grote vleugels kwam hij langs de plakkerige honing, en voordat hij het wist zat hij weer helemaal vast.

De bijenkorf had namelijk regels, maar niemand had ooit de moeite genomen om die op te schrijven. Anders had Markus dat boek allang gekocht en er een speciaal plekje in zijn schooltas voor gereserveerd. Hij keek graag van een afstandje naar de bijen in de gangen. Iedereen had een doel, iedereen wist precies wat te doen, en samen vormden ze vele gesprekken, een dikke laag honing waar iedereen zich graag aan tegoed deed. Het was fascinerend. Fascinerend, en voor hem op de één of andere manier onbereikbaar.

Markus had alleen de vrienden die hij zelf gemaakt had. Hij schreef in zijn notitieboekje op wie ze waren, en waar ze vandaan kwamen, en wat ze het liefste droegen, en wat hun diepste filosofische gedachten waren, en of ze ooit trots op zichzelf konden zijn. En af en toe praatte hij met ze, als het zo donker was dat hij toch niet kon zien dat hij eigenlijk alleen was. In het weekend maakte hij de vrienden die hij kon knuffelen, uit stof, kralen, katoen en watten. Ze kregen een naam, een titel en een plekje op de plank boven zijn bed. En in het land van de knuffels, zo besloot Markus, konden de inwoners gewoon precies zeggen wat ze dachten.

Het vliegen had hij wel afgeleerd. Met die grote vleugels kwam hij langs de plakkerige honing, en voordat hij het wist zat hij weer helemaal vast.

Dat leken mensen niet al te vaak te doen. Markus had het nooit begrepen. De veerbuikkamot was inmiddels alweer weggevlogen, maar Markus had hoe dan ook wat dieper willen gaan, naar het gedeelte waar de vilten langstaartvissen zwommen. Ze sabbelden graag op zijn vingers, al helemaal als hij niet goed wist wat hij moest doen. Ergens zou hij wel willen dat zijn ouders eens wat eerlijker zouden zeggen dat hij vaak teveel voor ze was. Hij zag echt wel hoe vaak ze op de grens balanceerden en bleven volhouden dat het wel ging. En aan de andere kant deed het elke keer dat ze eerlijk waren pijn.

Voor de bijen leek hij niet te bestaan, maar een vlinder kan ver vliegen. Zijn gedachten waren diep, een grote zee die fantastisch was om te zien maar ook gevaarlijk zodra het weer begon te stormen, en waarvan niemand de bodem ooit in kaart had gebracht. En in sommige tunnels durfde hij zelf ook eigenlijk niet te komen, omdat hij veel te bang was voorgoed te verdwalen. Hij wist dat hij zou verdrinken als hij ooit te lang onder water bleef.

En zijn gedachten waren druk, altijd wel met iets bezig, en vaak ook met meerdere dingen tegelijk. Een wervelstorm van vlinders, met zoveel kleuren en vormen dat je er makkelijk duizelig van werd. Het vreemde was dat omdat Markus nooit iets zei, veel mensen ook dachten dat hij bijna nooit iets deed. En de weinige keren dat iemand hem iets vroeg, waren ze verbaasd. Kreeg hij het echt voor elkaar om naast school en huiswerk ook op zwemmen te zitten, voor een online magazine te schrijven, het licht en geluid te doen voor de plaatselijke theatervereniging, op hoog niveau piano te spelen en te werken aan een boek met naaipatronen voor knuffels?

Zijn gedachten waren diep, een grote zee die fantastisch was om te zien maar ook gevaarlijk zodra het weer begon te stormen, en waarvan niemand de bodem ooit in kaart had gebracht.

Volgens de weinigen die er iets van te zien kregen, was het heel bijzonder. Het was fascinerend. Fascinerend, en op de één of andere manier onbereikbaar. Al helemaal op de momenten dat Markus zelf onbereikbaar werd. Af en toe gebeurde dat. Al zijn energie liep naar binnen, een diepte in waar hij niet bij kon, en hij zat nog stiller dan anders. En hij zei geen woord, hoe hard mensen ook probeerden om iets uit hem te krijgen. Hij zat vast tussen de vlinders.

Maar zijn energie, die enorme, wervelende wolk van vlinders energie, kon ook juist naar buiten stromen. Af en toe gebeurde dat. Vooral als iemand probeerde om zicht te krijgen op een stukje van de diepe zee van zijn gedachten. Want dan gaf Markus dat ook. En helemaal. Al die energie, al die activiteit, al die gedachten kwamen over de ander heen, en na een tijdje zwemmen dreigde het ook wel eens iemand te verdrinken. Maar Markus zag dat niet. In elk geval niet tot het bijna te laat was.

De vilten langstaartvissen lieten zijn vingertoppen weer los. Markus wist nog steeds niet goed hoe hij dit toch kon veranderen. Zijn vader had in een boze bui wel eens gezegd dat hij op een chaotische en losgeslagen zwerm bijen leek. Bijen zonder het boekje met de regels. Vermomde vlinders die zich niet stilhielden maar durfden te zoemen. Ergens wilde hij zo graag wat van de vlinders in zijn hoofd delen met vrienden die hij niet zelf had gemaakt. En aan de andere kant was hij doodsbang om vrij te laten wat zo zwaar op anderen kon drukken. Dus slikte hij nu alle vlinders weer met vleugels en al in en was stil. Ooit, dat wist hij, op de één of andere manier, ooit zou hij dit leren. En tot die tijd was er buiten de bijenkorf gelukkig nog het land van de knuffels.