Een scheepje in een fles

Meestal zie je het meteen, en toch kun je familie niet echt zien. Ze lijken op elkaar, maar tegelijk weten ze zelf het beste hoeveel verschillen er zijn. Familie kun je opbouwen, maar je kunt er nooit echt bij. Het is zo’n scheepje in een fles dat je in elkaar zet zonder van dichtbij te kunnen kijken. En pas als je de zeilen uit probeert te zetten, weet je of het je echt gelukt is of niet.

Het is praten met mensen die je niet zelf uitgekozen hebt, er zijn gewoon om er te zijn, al zijn er zoveel dingen die je ook had kunnen doen. Het is praten over wat eerder niet besproken werd, dan hoeft het misschien niet meer als het bijna te laat is. Het is elke keer weer die vraag verdragen over wat je wilt doen als je straks groot bent, nadat je weer gehoord hebt hoe groot je toch geworden bent. En wachten tot je oud genoeg bent om hem zelf te mogen stellen.

Wachten tot jij een verhaal hebt om te vertellen, en in de tussentijd kunnen luisteren naar de verhalen van hen die er al wel één hebben. Proberen ervan te leren, al maak je waarschijnlijk toch dezelfde fouten wel weer. Begrijpen hoe bijzonder het leven is, hoe extreem onplanbaar, onvoorspelbaar, onmogelijk bijzonder. Hoe lang het duurt en hoe kort het toch uiteindelijk ineens kan zijn.

Het is altijd om precies halfvier afspreken, en altijd vijf minuten te vroeg zijn. Altijd dezelfde patat eten als je elkaar ziet, met altijd dezelfde saus erbij die niet echt ketchup is, natuurlijk van dezelfde snackbar. En een dropje mogen na het eten, uit opa’s enorme collectie die altijd anders maar nooit leeg is. Het is naar de bakker gaan om taart te halen als je eigenlijk te ziek bent om nog goed te kunnen lopen. Als je zwarte vlekken aan de randen van je ogen ziet omdat de dood nu echt dichtbij is, en overal naar je staart waar jij het niet meer kunt zien. Als je er al heel lang niet meer bang voor bent, maar nog goed voor hen zorgt omdat zij het wel zijn. Als je het je realiseert en zij nog niet.

Daar hebben ze die dag voor nodig. Ze weten het wel, maar toch hebben ze het gevoel dat je ze straks weer even belt om te vragen hoe het gaat.
Dat je alleen maar even bent wandelen, en straks weer binnen komt lopen in dat huis dat er al dertig jaar hetzelfde uitziet, en dat nu nog steeds zo lijkt op waar jij woonde, dat huis, met een scheepje met een fles eromheen trots bovenop de kast, want dat was destijds zo moeilijk.
Dat iemand een zieke grap heeft uitgehaald en alleen daarom maar jouw foto op die kaart staat, die toch alleen van iemand anders kan zijn.
Dat je straks weer vraagt of ze soms nog een dropje willen, want als ze zo klein zijn mag je er toch zeker wel twee.

Het is deels van steen, die veilige muren waartussen je langzaam jezelf geworden bent, en deels van glas, wat snijdt aan alle kanten als het kapotgaat in de klauwen van die zee van tijd waarop het scheepje moet zien te varen. Het is deels open, als er in een hart nog plek is voor iemand, en deels ook heel dicht, want bloed heb je nu eenmaal of je hebt het niet. Het is tijd, als je dat bloed niet meer hebt, tijd waarin je ziet hoeveel er verandert en hoeveel er stiekem hetzelfde blijft. Het is dat moment waarop een nachtje slapen toch te lang was om de juiste keuze te kunnen maken.

Dat nummer dat je altijd kunt bellen, totdat jij dat bent. De enige plek op de wereld waar je soms nog even kind kunt zijn. Bloemen uitzoeken voor iemand die ze niet meer kan zien. Muziek spelen waar iemand zoveel van hield. En proberen alles wat iemand geweest is in een kort verhaaltje samen te vatten, in een collage met foto’s, al weet iedereen dat dat eigenlijk niet kan. Het is iemand nog zien als je niet naar de foto in dat speciale lijstje kijkt. En soms het gevoel hebben dat er nog steeds naar je gekeken wordt, hoe oneerlijk het ook is dat je niet terug kan kijken.