Toch, octopus?

Soms verander ik in een vlinder en fladder rond op zoek naar een mooi verhaal dat ik nog niet kende. Kleine oogjes zien soms grote dingen, en vanuit de lucht lijkt alles anders. Zo vind ik mijn Vlinderverhalen. Dit keer over de dag waarop ze hem uiteindelijk toch maar Toon noemde.

Vandaag was de dag waarop ze een octopus gekocht had. Hij had zijn tentakels stevig om haar heen geslagen, en sindsdien zat hij aan haar vast, terwijl ze hem zachtjes over zijn kop aaide. De octopus keek lief, een beetje slaperig, en zo tevreden dat het voelde alsof er ergens iets niet klopte. Hij was zo blij, zo dankbaar voor ook maar een klein beetje van haar tijd. En dat terwijl zijzelf zo enorm ondankbaar was.
,,Toch, octopus?” zuchtte ze.

De octopus keek lief, een beetje slaperig, en zo tevreden dat het voelde alsof er ergens iets niet klopte.

Ze zou immers blij moeten zijn dat haar begeleider zoveel tijd in haar project investeerde en haar op de gekste tijden nog emails stuurde met nog meer commentaar. Dat hij zijn weekenden en avonden doorwerkte terwijl zij uitgeput probeerde om stukjes zelf aan elkaar te plakken, en stukjes werk. Jammer genoeg waren allebei op dit moment veranderd in een voorraad symbolen in een taal die iemand anders moest hebben uitgevonden, en die zij amper kon lezen, al helemaal niet door haar tranen heen.

Nee, ze mocht niet huilen. Kritiek was juist heel goed. Beter dat haar begeleider het zei dan dat zometeen de officiële tweede lezer het zou zeggen, tijdens de verdediging, of dat ze haar conclusies later zou moeten intrekken omdat wie-dan-ook… En ze leerde hier van. Een gratis schrijfcursus, die ze eigenlijk al had moeten volgen voor ze de hele ellende opschreef. Duizend lessen over hoe je aan andermans bevindingen refereert en wie je eigenlijk allemaal wel niet moet quoten voor je je eigen werk mag opschrijven. Over de vragen die ze zichzelf nooit gesteld had maar die eigenlijk wel relevant waren voor Het Project. Over de duidelijkste manier om haar gedachten over te kunnen brengen.

En haar collega, op het bureau tegenover haar, met dezelfde deadline als zijzelf, gaf dit semester ook nog twee voordrachten, en hij gaf les, en hij was minder ver dan zij… Terwijl zij alles afgezegd had omdat ze alle tijd nodig ging hebben om de laatste correcties door te kunnen voeren, de laatste problemen die ze bleef ontdekken elke keer dat ze alles nog eens las, de laatste…
De laatste. Het moest kunnen in de tijd die ze had. En wat had ze ook eigenlijk te verliezen? Als ze haar promotie niet kreeg zou ze met haar masterdiploma vast wel ander werk vinden. Ze had toch een paar bijzondere jaren meegemaakt en ervaren hoe het is om onderzoek te doen en dat is ook iets waard. Ja, ze was zo ondankbaar.
,,Toch, octopus?” vroeg ze.

Jammer genoeg waren allebei op dit moment veranderd in een voorraad symbolen in een taal die iemand anders moest hebben uitgevonden, en die zij amper kon lezen, al helemaal niet door haar tranen heen.

Misschien moest ze de octopus maar Scriptie noemen. Haar scriptie had immers ook tentakels, en zoog zich elke keer aan haar vast als ze probeerde hem even los te laten. Haar scriptie was glibberig zodat hij uit
elke planning die ze maakte,
elke poging om overzicht te creëren en
elke nieuwe eindeloze todolijst
uiteindelijk weer wegglipte. En haar scriptie probeerde regelmatig om haar volledig te verstikken. Ze droeg nog elke dag braaf haar masker van make-up, waardoor het net leek
alsof haar huid niet grauw was,
alsof er een gezonde blos op haar wangen stond,
alsof onder haar ogen geen enorme donkere vlekken zaten
maar elke keer dat ze huilde kwamen er grote zwarte mascaratranen dwars doorheen.

Nee, ze mocht niet huilen. Ze moest doorwerken, of ze zou achter komen te liggen op haar nieuwste planning. Ze moest dankbaar zijn, en luisteren naar alles wat haar vrienden zeiden, want ze wist het eigenlijk ook echt wel. Ze moest leren om blij op alle feedback (het was volgens hen al een probleem als ze het “kritiek” noemde) te reageren. Ze moest dankbaar zijn voor alles wat ze had. Ze moest niet teveel druk op zichzelf zetten. Dit alles niet in haar zelfvertrouwen laten snijden. Genoeg tijd nemen om te ontspannen zodat de tentakels zich niet te diep in haar hoofd konden vastzuigen. En de laatste weken van een PhD-scriptie waren altijd zwaar.

Ja, de laatste weken. Sommige mensen eindigden dan bij de glorieuze verdediging. Ze had al een lippenstift uitgezocht om te dragen, en waarschijnlijk zou ze op haar gemakje een nieuwe jurk gaan uitzoeken als ze de scriptie ingeleverd had en wat tijd had. Ze zou cupcakes bakken om daarna bij de champagne en sapjes aan te kunnen bieden aan haar collega’s, familie, vrienden en iedereen die verder nog zou komen om te zien hoe ze haar diploma zou krijgen. En daarna zou ze bij elke officiële gelegenheid die stoere “dr.” voor haar naam zetten. Ze zag al voor zich dat haar vriend zou vragen of ze even de kamer wilde stofzuigen, en dan zou ze zeggen “ah ah” en hij zou zuchten, en vragen of dokter zijn-lieve-vriendin even de kamer wilde stofzuigen.
,,Toch octopus?” vroeg ze hoopvol.

En daarna zou ze bij elke officiële gelegenheid die stoere “dr.” voor haar naam zetten.

Ja, de laatste weken. Andere mensen eindigden waarschijnlijk bij de psychiater. Of ergens in een kantoortje in de kelder van de universiteit waar ze zonder studiebeurs zouden moeten proberen om toch het project nog af te krijgen. Of… Om haar heen waren overal superhelden zoals de collega tegenover haar, die ongetwijfeld bij de eerste categorie zouden horen. En zij was een held op sokken, en aan die sokken zaten dezelfde zuignappen als aan de tentakels van haar octopus, zodat ze wel wilde rennen maar intussen vast bleef kleven. Wat was er toch mis? Was ze te dom? Te langzaam? Te…

Nee, ze moest niet huilen. En ook niet zo negatief over zichzelf denken. En gewoon doorwerken. Zelfs al wilde ze op dagen dat ze huilde eigenlijk niets liever dan naar huis gaan, een enorme brownie bakken, haar scriptie blad voor blad verbranden in de hete oven, en daarna die hele brownie alleen opeten. Ze wilde ergens in een café met een goed uitzicht een kopje thee bestellen en urenlang naar de voorbijlopende mensen staren alsof ze alle tijd had. Ze wilde nieuwe jurkjes passen, nagellak kopen in een bizarre neonkleur, een uur headbangen voor de spiegel en daarna tien minuten naar het plafond staren en geen spier bewegen. Vijf kleimaskers tegelijk dragen, haar huisje opnieuw inrichten, leren hoe je frambozenbavarois bakt. De slechtste film die ze ooit gezien had nog een keer kijken en intussen een sjaal breien die ze daarna weer helemaal zou uittrekken.

Maar dat moest ze allemaal niet doen. Toch had ze vandaag wel iets gedaan. Vandaag was de dag dat ze een octopus gekocht had, bij de kinderafdeling van het warenhuis tegenover haar werk. Een grote, heel erg zachte, van stof en vulling en een beetje wanhoop. Misschien moest ze hem maar geen Scriptie noemen.
Toon. Toon zou hij heten. Omdat ze zoveel aan moest tonen. Omdat haar begeleider op zo’n nare toon tegen haar praatte. Omdat dit soort kinderachtig vertoon eigenlijk niet meer moest kunnen op haar leeftijd. En ze vroeg het nog één keer.
,,Toch, octopus?”