Wie er altijd met me meevliegt

Ik zal nooit de dag vergeten dat ik moest vliegen met een grote kooi achterop mijn bezemsteel, waardoor het bijzonder lastig was om mijn evenwicht te bewaren. Er zat niets in de kooi, mocht je het je afvragen. Nog niet dan, tenminste.

Ik was onderweg naar een duister deel van de wereld, waar alleen heksen kunnen komen. Daar, ergens middenin een donker bos vol gruwelijke geheimen over leven en dood, bevindt zich een oud fort waarvanuit je al vanaf een enorme afstand de meest afschuwelijke geluiden hoort komen. Gebrul en geschreeuw, gesis en geslis, gegrauw en gegrom en nog veel meer.

In dit fort wonen namelijk heel erg veel verschillende wezens, die heel erg veel verschillende geluiden maken. Of nou ja, misschien is “wonen” niet helemaal het goede woord. Deze wezens wachten namelijk vooral, tot er een huisdierzoekende heks langskomt die ze meeneemt naar een plekje waar ze dan écht komen wonen. Ik was er nog nooit eerder geweest, maar had er van collega-heksen al veel goeds over gehoord. Een goede vriendin van me heeft er haar valse zwarte kat gekocht, waar ze nog altijd heel blij mee is. Een andere vriendin heeft hier haar nest sprekende uilen vandaan. En weer iemand anders kocht hier haar indrukwekkende collectie exotische spinnen.

Nu was deze heks al heel lang huisdierloos, en dat voelde al een tijd als een gemis. Een beetje heks heeft immers toch een hekserig huisgenootje, vond ik, en bovendien voelde ik me in mijn appartement toch stiekem best wel eens een beetje alleen zo af en toe. En dus had ik besloten dat dat eens ging veranderen.

Nu was deze heks al heel lang huisdierloos, en dat voelde al een tijd als een gemis…

Met de kooi achterop was het een hele toer om te parkeren, maar uiteindelijk lukte het me. Ik zette mijn bezem op het magisch slot en trok mijn schoudertas weer recht voordat ik op de poorten van het fort afliep, waar Viola al op me wachtte. Deze Viola is de beruchte eigenaresse van de heksendierenwinkel. Ze is ouder dan je je kunt voorstellen, verbonden met de natuur op een manier die je nauwelijks kunt begrijpen, en ze spreekt de taal van elk wezen in de wereld wat je je kunt inbeelden, en dan nog een paar meer.

,,Welkom,” zei ze hartelijk, en ze stak een gerimpelde hand naar me uit vanonder haar wijde, zwarte mantel. Over haar schouders vielen twee grijze vlechten, en in de schaduw die over haar gezicht viel onder de kap van de mantel glansden de twee paarse ogen die haar haar naam bezorgd hadden. “Ik ben Viola.”
,,Aangenaam! Ik ben Marouschka,” stelde ik mezelf voor. “Ik zoek een leuk heksenhuisdier.”
,,Dan ben je hier op de juiste plek. Ik heb toevallig de weerwolfjes in de aanbieding deze week,” zei Viola met een veelbetekenende glimlach, terwijl ze me meenam naar binnen en wees naar de kapstok waar ik mijn jas kon ophangen.
,,Ik ben niet zo’n hondenmens vrees ik,” antwoordde ik.
,,Meer van de zwarte katten dan?” Ze zag mijn twijfelende blik en glimlachte. “Het is soms goed om nog niet precies te weten wat je wilt. Ik zal je anders wel even een rondleiding geven.”

En daar gingen we dan, langs de grootste collectie hekserige huisdieren die ik ooit gezien heb! Eerst kwamen we langs de draakjes, maar hoewel ik draken altijd heel gave wezens gevonden heb, moest ik die echt afslaan. Ik ben immers niet zo’n heks die ergens in een hutje in de bergen woont, en als de draak een beetje zou gaan groeien zou hij echt te weinig beweging krijgen in mijn appartementje in de stad. Trouwens, hij kon moeilijk mee naar mijn werk en om hem nou hele dagen thuis te laten zitten…

Eerst kwamen we langs de draakjes, maar hoewel ik draken altijd heel gave wezens gevonden heb, moest ik die echt afslaan.

Viola stelde me voor om dan een hypnotiserende slang te nemen, of een leuke buitenaardse leguaan. Ze had ook net een hele verzameling zeldzame insecten binnengekregen, waaronder nog wat sinistere sprinkhanen en een voorraad voorspellende vlinders. Ik dacht er even serieus over na, maar besloot toen toch dat het ook wel leuk zou zijn om een huisdier te hebben dat op schoot kon als ik in de lange avonduren een boek las op de bank. Ik zocht iets met iets meer knuffelfactor, legde ik uit. 

Viola knikte weer en nam me mee een lange trap af, die naar de ondergrondse meren leidde die recht onder het fort lagen. Ze waarschuwde me niet te dicht bij het water te komen, want sommige van de wezens die ze hier hield konden nog wel eens een tikkeltje agressief zijn.
,,Ze zijn vooral leuk voor zeeheksen, of heksen die vlakbij zo’n meer wonen waarover duistere legendes gaan,” gaf ze toe. “Maar ik denk dat er wel een paar zijn die het ook in de stad wel redden. Ik heb hier bijvoorbeeld nog wel wat leuke monsteroctopussen. Die zijn heel knuffelig.”
,,Ik weet het niet,” zei ik zo eerlijk mogelijk, terwijl ik me voor probeerde te stellen waar in mijn appartement ik een aquarium van een paar meter breed kwijt zou kunnen. Dat zou mijn waterrekening wel heel erg omhoogjagen, en ik vond al dat ik eens wat korter moest gaan douchen…
,,Een doodskopkwal dan?” Viola lachte toen ze mijn gezicht zag. “Tsja, die zijn misschien ook niet zo knuffelbaar hé? Weet je wat, ik neem je mee naar de vogels.”

Zodra ze dat gezegd had voelde het al logisch. Het leek me wel stijlvol, zo’n grote zwarte kraai die altijd op mijn schouder zou zitten en af en toe mysterieus zou krassen. Of een raaf, dat was misschien nog wel leuker. Een echte klassieker. Ik zag de jonge heksen al naar me staren op betoveringsbeurzen. Ik zou dan natuurlijk niet teveel naar hen kijken, maar mijn raaf zou ze een alerte maar trotse blik toewerpen vanaf mijn schouder. Ja, ineens wist ik het zeker: een vogel zou het worden. 

Ja, ineens wist ik het zeker: een vogel zou het worden.

Viola nam me mee naar de hoogste toren van het fort, een lange wenteltrap op, naar een ronde ruimte die volstond met grote kooien, waarin allerlei soorten en maten vogels zaten.
,,Welke zou je willen?” vroeg ze. Ik keek eens rond, en mijn oog viel meteen op een fiere raaf in de hoek. Ik zette een paar stappen richting de kooi, maar zag dat de raaf meteen schichtig wegfladderde naar de achterste hoek. Die was het niet, realiseerde ik me. Ik keek verder en zag een sierlijke, witte uil in een andere kooi. Deze dook niet weg toen ik dichterbij kwam, maar zette wel een bijzonder boze blik op, en begon na een tijdje zelfs waarschuwende geluidjes te maken die aan leken te geven dat ik geen stap verder moest zetten.
,,Hij gaat je vanzelf wel mogen hoor,” verzekerde Viola me. “Uilen zijn van zichzelf wat lastig met vertrouwen.” Ik knikte, maar op de één of andere manier voelde het nog altijd niet goed. Ik draaide me om en keek nog eens rustig alle kooien langs.
En ineens hoorde ik een vreemd geluid.

Ik keek achterom en zag dat er een klein vogeltje tegen de tralies van de kooi vlakbij me was gesprongen. Ze klemde haar pootjes tussen het metaal, wanhopig tsjirpend om mijn aandacht. Ik knielde neer en bekeek het vogeltje eens wat beter. Het was klein, en één van de weinige vogels hier die niet wit of zwart waren. Ze had kleine, alle kanten opstaande veertjes in eigenlijk alle bonte kleuren die ik me maar voor kon stellen, en lieve oogjes die overliepen van vertrouwen. Ik vroeg me ineens af op welke van de vogels hier ikzelf het meest zou lijken als ik een hekserige vogel zou zijn. Ik zou zeker niet zo’n heel grote, heel sterke raaf zijn, en ook geen fiere kraai, en waarschijnlijk al helemaal geen elegante uil. Grote kans dat ik dit kleurige, verlegen vogeltje zou zijn, vergeten door de anderen, maar origineel en vol hoop.

,,Let maar niet teveel op die daar,” zei Viola, die achter me was komen te staan. “Ze zat recent in een nestje van een kruising tussen een uil en een raaf, en is de enige die er, nou ja, zo uitziet. De anderen hebben haar het nest uitgegooid en sindsdien leeft ze een beetje op de grond van de kooi. Ik wilde haar binnenkort aan de slangen voeren.”
,,Mag ze er even uit?” vroeg ik. “Ik wil haar even vasthouden.” Viola begon uit te leggen dat een vogeltje als dit niet echt indruk maakte als een heksenhuisdier, en dat dit kleintje misschien wel helemaal niet kon vliegen, laat staan onheilspellend krassen, maar intussen maakte ze wel de deur van de kooi open en het vogeltje sprong zonder twijfel op mijn schouder. Ik voelde de zachte veertjes tegen mijn nek en hoorde een liefdevol en ietwat melancholisch getsjirp in mijn oor.
,,Ik vind haar eigenlijk wel leuk,” zei ik eerlijk. “En ze is perfect voor een kleinwonende heks als ik.”

Ik zou zeker niet zo’n heel grote, heel sterke raaf zijn, en ook geen fiere kraai, en waarschijnlijk al helemaal geen elegante uil. Grote kans dat ik dit kleurige, verlegen vogeltje zou zijn, vergeten door de anderen, maar origineel en vol hoop.

Viola bleef me op de weg terug naar beneden overladen met opmerkingen in de trant van:
,,Misschien moet je haar niet meenemen naar kruidenconferenties of spreukenseminars. Je loopt er wel een beetje mee voor gek.” En:
,,Bedenk je goed dat je hier niet kunt ruilen. Wil je echt niet nog even naar de andere vogels kijken?” En:
,,Misschien kun je die veren nog zwart proberen te toveren. Ik heb gehoord dat je daar wel bezweringen voor hebt.” Ik knikte maar gewoon, terwijl ik intussen nadacht over een leuke naam voor mijn nieuwe aanwinst, die me hoopvol aankeek vanuit haar kooitje. Ik rekende af, nam afscheid van Viola en ging toen terug naar mijn bezem.

De kooi achterop was op de terugweg net zo leeg als op de heenweg. Want het vogeltje kroop op mijn schouder en bleef daar stevig zitten. Na een tijdje maakte ze zich los en even dacht ik dat ze viel, maar toen zweefde ze ineens naast me en realiseerde ik me dat ze vloog.
Dus toch. Ergens had ik het meteen geweten. Ik glimlachte.
,,Ik ga jou Josefien noemen,” besloot ik. En Josefien maakte een kort, krassend geluid. Echt onheilspellend klonk het niet, maar misschien was ook dat niet eens zo erg.

Zodra ik thuiskwam, bond ik een grote, zijden strik om Josefiens nek en zette een kommetje water en een bakje zaden voor haar neer. Ze at en dronk dankbaar, waarna ze op een kussentje achterop mijn bed ging liggen en in slaap viel. Sindsdien is ze mijn heksenhuisdier en mijn favoriete vogel. Ze zit altijd op mijn schouder als ze de kans krijgt, wacht geduldig op me als ik haar even niet mee kan nemen en fladdert zo snel ze kan achter me aan als ik op mijn bezemsteel rondvlieg. Echt stuipenopwekkend, duizelingwekkend, griezelindrukwekkend eng zal ze vrees ik nooit worden. Maar van mij hoeft dat eigenlijk ook niet. Ik vind haar het perfecte heksenhuisdier.