De heliumballon – een Kerstverhaal

Er is bijna geen betere plek om verdwaald te raken dan op de Kerstmarkt. Deze magische plek doet me altijd denken aan een dennenbos dat een gala houdt, want er staan overal feestelijk uitgedoste kerstbomen. Het ruikt er naar chocolademelk, glühwein en eierlikeur en naar crêpes met chocoladepasta, kerstkoekjes en churros, een nogal overweldigende of heerlijke geur, afhankelijk van hoe hongerig je bent. En het beste: er zijn overal lichtjes, zodat je bijna het idee hebt dat je door de sterrenhemel heen wandelt. Ik had afgelopen weekend erg veel zin om mijn ziel en zaligheid te verliezen in de kerstsferen. Maar ik zou iets verder verdwalen dan ik verwacht had…

Ik wilde niet naar huis. Ik wist dat ik de hele avond met hoofdpijn van de zwaarste soort op de bank zou zitten, met een flinke kop warme chocolademelk en een hele zak kerstkransjes, terwijl ik mijn favoriete kerstfilm voor de vijfde keer keek. Maar nu was ik hier nog, klaar om volledig overprikkeld te raken van de lichtjes overal, de heerlijke geur van chocolade en het geluid van duizend verschillende gesprekken over of die ene rendiervormige lamp nu leuk was voor in de tuin of echt te kitsch. Ik ken het centrum van mijn stad goed, maar vandaag was ik daar niet. Vandaag ontdekte ik een hele nieuwe sprookjeswereld waarin ik voor mijn gevoel elk moment een theedrinkende familie elven kon ontdekken achter de eerstvolgende kerstboom.

Ik had geen contant geld bij me, en dat was een bewuste keuze, die ik best slim van mezelf vond. Je kunt bij veel kraampjes namelijk niet pinnen, en dit zou me afhouden van het inslaan van al teveel ondoordachte, nutteloze en afzichtelijke prullaria. En dan nog gaf ik meer uit dan ik eigenlijk van plan was. Er was ook zoveel te zien. Schattige slingers met sterretjes, koddige kerstballen die heerlijk kitsch waren, magische macarons met marshmellowsmaak… En bij het kraampje ernaast een compleet miniatuurdorp met natuurlijk een spoorrails met een klein treintje om alle gelukkig uitziende minimensen met blosjes op hun kleine wangetjes van de schaatsvijver naar de dorpskerk te brengen. Dat is zo leuk aan Kerst, realiseerde ik me weer eens goed: er bestaat even niet zoiets als “te kitsch”.

Dat is zo leuk aan Kerst, realiseerde ik me weer eens goed: er bestaat even niet zoiets als “te kitsch”.

Een eindje verder was een kraampje met honderden verschillende geurkaarsen, gerund door iemand met een hangsnor die er erg verlicht uitzag. En daarnaast eentje met meer soorten thee dan ik ooit bij elkaar gezien had, zodat de geur van dit kraampje waarschijnlijk tot eind februari zou blijven hangen. En dan was er nog dat ene leuke stalletje gerund door dat ene tengere vrouwtje met haar mysterieuze glimlach, die hier rond Kerst elke dag stond met al haar keramieken kaarsenhoudertjes met scènes uit het Kerstverhaal erop. En een kraampje met van die knuffelbeesten die je in de magnetron op kunt warmen (ze hadden ook een babydraakje), en eentje met dikke Kerstsokken (met lachende rendieren erop), en eentje met stoffen armbandjes (en wat een geweldige kleuren), en eentje met opvouwbare papieren sterren met lampjes erin (helaas boven mijn budget maar zo mooi), en nog veel meer dingen die ik in mijn herinneringen (die toch al overuren draaiden) nauwelijks meer op kon slaan.

En dan waren er nog de draaimolens, waar ik met moeite van weg wist te blijven, want nou ja, op een goed moment ben je er nu eenmaal te oud voor (zelfs al is en blijft het niet eerlijk). Maar het reuzenrad moest ik wel even in, zelfs al heb ik gruwelijke hoogtevrees. Het moment dat ik er eindelijk weer uit mocht voelde ik me zo goed dat het het waard was. Nee, ik wilde niet naar huis, maar vooral nog zo lang mogelijk verdwalen in dit kitsche, kerstbomerige en kleurrijke paradijs waar alles goed en fijn leek te zijn.

Het begon al donker te worden toen ik een kraampje zag dat me nog niet eerder opgevallen was, helemaal in de hoek van het plein. Het werd beheerd door een oud vrouwtje, en ik voelde me zo gelukzalig in de kerststemming dat ik me even niet herinnerde dat je altijd op moet passen voor oude vrouwtjes met een glimlach die je niet begrijpt. Ze verkocht heliumballonnen, van die hele grote, en ik keek vol verbazing naar alle varianten die ze had. Er was een grote zwevende kerstbal, en een zeemonster met een strik om zijn lange nek, en een lachende cactus met een lolly in één van zijn takken, en … een ster. Een grote, gouden ster, perfect in alle vijf haar hoeken. Ik bleef er een paar minuten naar staren, en pakte toen bijna gewilloos mijn portemonnee en kocht hem. En toen gebeurde er iets heel vreemds.

En … een ster. Een grote, gouden ster, perfect in alle vijf haar hoeken.

Ik hoorde een stem in mijn hoofd. Een vraag.
,,Zie je ze?” Ik wilde vragen wie, maar dat deed ik niet, want ik schrok. Ik stond namelijk niet meer met mijn voeten op de grond. Ik was een stukje opgestegen, ongeveer een meter, maar het werden er al snel twee, en voordat ik het wist zweefde ik zo hoog dat ik de hele Kerstmarkt kon overzien. En alle mensen die er rondliepen, zoekend naar leuke versieringen, langdurige draaimolenritjes en lekker eten. Ik kwam hoger dan het reuzenrad en toen kon ik de hele stad zien, alle lichtjes die nog brandden omdat sommigen nog een Kerstfilm aan het kijken waren, alle auto’s met mensen die nog onderweg waren om bij iemand chocolademelk te gaan drinken, alle lantaarnpalen met de kerstmutsen op waarmee de gemeente ze had geprobeerd te versieren, en alle straatkatten die op zoek waren naar een half leeggegeten zakje kerstkransjes dat iemand ergens had laten liggen.

Ik hoorde een stem in mijn hoofd. Een vraag.
,,Zie je ze?” En ik vloog hoger, zodat ik het hele land kon zien in een ogenblik, het hele continent in een half ogenblik, en de hele wereld in de tijd waarin ik net kon knipperen. Toen blies de wind me omlaag, richting de witte vlek onderaan de wereld, en al snel vloog ik boven de eindeloze sneeuw van de Zuidpool. Het was ijskoud, zelfs al droeg ik nog steeds mijn dikke winterjas. En daar liepen ze, op zoek naar iets zonder te weten wat, de sterren in het noorden achterna, tientallen of misschien wel honderden perfect zwart met witte pinguïns. Ik had altijd al eens pinguïns willen zien en dacht er even over om de ballon los te laten en zo dichtbij te komen als ik kon. Misschien kon ik me wel aansluiten bij deze trektocht en ook een pinguïn worden. Maar toen steeg ik alweer verder op en al snel vloog ik boven de eindeloze oceaan en leek loslaten me ineens een veel minder goed idee.

Ik hoorde een stem in mijn hoofd. Een vraag.
,,Zie je ze?” En ik vloog intussen over een oerwoud wat bestond uit meer vormen en kleuren dan ik ooit bij elkaar gezien had. Het was zo mooi, zo warm en zo vol van leven dat ik bijna niet kon ademen. En daar zat ze, een meisje van een jaar of twintig, op de tak van een boom, starend naar een rivier met een ondoorgrondelijke blik in haar ogen. Ze was misschien wel een studente, dacht ik, die het zo zwaar had met haar studie dat ze even had willen ontsnappen aan de druk. Maar voor ik het kon vragen steeg ik alweer op en schoot ik weer over de zee heen. Onder me zwom een enorme octopus, met lange paarse tentakels die zwierig om hem heen bewogen zodat het net leek alsof hij danste. Misschien dansen octopussen ook wel als het Kerst is. Ik had nog nooit Kerst gevierd met een octopus. Misschien moest ik dat eens doen, dacht ik, maar toen werd ik alweer meegesleurd.

Ik had nog nooit Kerst gevierd met een octopus. Misschien moest ik dat eens doen, dacht ik, maar toen werd ik alweer meegesleurd.

Ik hoorde een stem in mijn hoofd. Een vraag.
,,Zie je ze?” En ik vloog inmiddels boven een stad met smalle straatjes vol met mensen in gekleurde kleding, met overal grote wolkenkrabbers en enorme neonborden vol tekens in een taal die ik niet begreep. Ik hing even voor een raam waar een groep mensen bij elkaar zat in een kring, en in het midden praatten twee mensen tegen elkaar, en de anderen leken commentaar te geven. Waren het acteurs en oefenden ze voor een uitvoering van een glorieuze Kerstopera? Of deden ze allemaal mee aan een beleefdheidstraining ter voorbereiding op het familiediner en was dit een oefengesprek? Ik ging hoger, en zag een meisje achter een ander raam in een andere wolkenkrabber, dat naar een vel papier staarde en intussen zachtjes met haar pen tegen haar wang tikte. Een moeilijk wiskundeprobleem? Een gedicht over slingers en sterren? Of allebei? Ik steeg nog verder op en zag dat een spin een web had gemaakt tegen een antenne op het dak van de wolkenkrabber, waar hij vervolgens in vast was komen te zitten. Ik had hem best willen helpen, maar ik vloog helaas alweer verder.

Ik hoorde een stem in mijn hoofd. Een vraag.
,,Zie je ze?” En ik zweefde nu boven de bergen, en de bergen waren bedekt met bossen, en de bossen waren bedekt met grote velden mos die ruisten in de wind alsof ze meezwierden op Kerstmuziek. Een eenzame boomstronk overdacht het jaar en de betekenis van het leven midden op een open plek. En een eindje verder wandelde een klein oud mannetje wiens gedachten meer geheimen bevatten dan ik ooit zou kunnen raden. Ik wilde hem vragen waar ik was, maar ik werd alweer meegesleurd en na een tijdje was mijn vraag niet meer belangrijk. Ik wist immers waar ik was. Ik was weer in mijn eigen stad. Beter nog: ik was op de Kerstmarkt. Ik zweefde over de kraampjes heen, landde toen op één van de grote slingers met lichtjes die over de hoofdstraat heengespannen waren en liet de heliumballon eindelijk los.

Ik hoorde een stem in mijn hoofd. Een vraag.
,,Zie je ze?” De ballon vloog omhoog, en vond een plekje tussen de vele andere sterren in de hemel. Ik zwaaide even en bleef daarna nog een tijdje zitten op de slinger, starend naar alle mensen op de kerstmarkt. Ik zag ze. En in hen zag ik de wereld. En in de wereld zag ik mezelf. En in mezelf zag ik mijn eigen hart en ik verbaasde me erover hoe mooi het kon zijn.
Ik wilde niet naar huis. Maar ik wist dat ik op een goed moment wel zou moeten.
Ik keek nog even naar de hemel maar ik zag de ballon al niet meer. Maar ik wist dat het niet uitmaakte. Ik had hem niet meer nodig. Ik legde een hand op mijn hart en voelde me gelukkiger dan ooit dat het bijna Kerst was.