De tegentherapie

Het merendeel van de mensheid is “normaal”, maar er zijn er ook aardig wat uitzonderingen die het om de één of andere reden niet zijn. Het zijn de mensen met een Diagnose, en er zijn heel veel verschillende dingen die een Diagnose kan betekenen, en ook heel veel verschillende manieren waarop mensen ermee omgaan. Ik vind dit soort diagnosedingetjes heel interessant en kijk graag in mijn glazen bol naar de levens van mensen met een diagnose. Dit keer het verhaal van Lina en wat ze wel en niet kon zijn. 

Ze zeiden dat ze even moest gaan zitten. Ze werd zo opgehaald, maar het was nu nog even druk in de praktijk. Ze zeiden dat ze wel koffie mocht pakken, uit de automaat in de hoek. En als ze dan wat tijdschriften las dan zou de wachttijd zo voorbij zijn. En ze zeiden nog wel meer dingen, maar Lina luisterde er niet naar, want ze had inmiddels geleerd dat als je de Ziekte had, ze dachten dat ze alles tegen je konden zeggen.

En ze zeiden nog wel meer dingen, maar Lina luisterde er niet naar, want ze had inmiddels geleerd dat als je de Ziekte had, ze dachten dat ze alles tegen je konden zeggen.

Ze dachten dat ze wisten wie je was, omdat er uitgebreide studies waren over hoe de persoonlijkheid van iemand met de Ziekte eruitzag. Lina liep naar de automaat en twijfelde een tijdje tussen espresso en cappuccino, om uiteindelijk toch voor dat eerste te gaan. Ze hield enorm van koffie en had thuis een enorme collectie van verschillende bonen uit alle hoeken van de wereld, die ze door de jaren heen zorgvuldig bij elkaar had gespaard. Obsessief verzamelen was volgens het boekje een typisch symptoom van de Ziekte. Maar voor haar was het gewoon een hobby.

Ze dachten dat ze wisten hoe je nadacht, omdat ze daar zoveel onderzoek naar gedaan hadden. En uit al die geweldige studies bleek dat haar emotionele intelligentie niet hoger was dan die van een kind van twaalf. Lina glimlachte en nam een bittere slok espresso. Ze hadden het mis. Ze hadden er geen idee van hoe gecompliceerd haar gevoelens waren, hoe bijzonder haar gedachten waren die ronddwarrelden in de eindeloze ruimte in haar hoofd, hoeveel kleuren haar herinneringen hadden. Maar ze wilden het ook niet weten. De wereld bestond uit gewone mensen, daar waren er heel veel van, en dan waren er een paar die anders waren. En het was het makkelijkst voor iedereen om te zeggen dat die laatste paar een afwijking hadden, een handicap, of de Ziekte in haar geval. Maar voor haar was het gewoon hoe ze op de één of andere manier moest zijn.

En dat bracht haar meteen bij het ergste van alles: ze dachten dat ze wisten wat je wel en niet kon zijn. Ze vonden het heel normaal haar te vertellen dat ze een redelijk normaal leven kon leiden, ondanks de Ziekte, maar dat ze niet zou moeten verwachten alles te kunnen doen wat anderen deden. Ze zou nooit helemaal kunnen zijn wat anderen waren. Lina analyseerde vaak de mogelijkheden van wat ze dan wel of niet zou kunnen zijn. Weer een typisch iets wat mensen met de Ziekte vaak schenen te doen. Maar voor haar was het gewoon een manier om met de wereld om te gaan.

De wereld bestond uit gewone mensen, daar waren er heel veel van, en dan waren er een paar die anders waren. En het was het makkelijkst voor iedereen om te zeggen dat die laatste paar een afwijking hadden, een handicap, of de Ziekte in haar geval.

Wat kon ze zijn? Een vrouw? Tachtig procent van degenen die de Ziekte hadden waren man. Al die geweldige onderzoeken wezen uit dat haar brein bovendien meer leek op dat van een man dan op dat van een vrouw. Ze was een soort onvrijwillige transgender. En veel mensen vonden haar ook best mannelijk. Ze droeg bewust rokjes en jurkjes, bloemen in haar haren, ze had zelfs leren handwerken. Maar het leek allemaal maar weinig uit te maken.

Wat kon ze zijn? Nuttig? Achtenzeventig procent van de volwassenen met de Ziekte was werkloos. Lina mocht zichzelf gelukkig prijzen dat ze deze baan had. En ze werkte er dan ook keihard voor, overuren, avonduren en weekenden. Waar nog bij kwam: ze hield zoveel mogelijk haar mond, hoeveel ze dan ook van gesprekken hield. Dan zouden anderen misschien niet doorhebben dat ze de Ziekte had, zo had ze geredeneerd. Maar ze hadden het doorgekregen. Er waren klachten van collega’s binnengekomen over haar “onbegrijpelijke gedrag”. En nu moest ze dus naar de bedrijfspsycholoog. Waarvoor, dat hadden ze niet precies gezegd. Ze dachten dat ze alles konden zeggen, en dat ze alles niet konden zeggen.

Wat kon ze zijn? Iemands partner? Een miserabele negen procent van mensen met de Ziekte trouwde. En zo ongeveer de helft had een relatie. Veel minder dan de rest van de bevolking. Lina had een vriend gehad, en het had zelfs best lang geduurd. Maar al zijn vrienden, al zijn familieleden, iedereen aan wie hij haar ooit voorgesteld had… ze vonden haar maar raar. Eén van hen had zich zelfs hardop afgevraagd of ze wel menselijk was. Of ze wel gevoelens had. Of “het” eigenlijk wel liefde kon voelen.

Waarvoor, dat hadden ze niet precies gezegd. Ze dachten dat ze alles konden zeggen, en dat ze alles niet konden zeggen.

Op dit soort momenten had ze meer gevoelens in haar lijf dan al die normale mensen in hun hele leven zouden hebben. Ze staarde naar de witte deur in de hoek van de wachtruimte die straks open zou gaan, en waarachter de psycholoog op haar zou wachten. Zouden ze haar opnieuw met de Ziekte diagnosticeren? Haar naar inktvlekken laten staren en al die andere technieken die al tientallen psychologen eerder hadden geprobeerd, omdat ze dachten dat ze haar zo goed begrepen? Speciale hulp aanbieden om te kunnen blijven functioneren, wat in de praktijk vooral betekende dat ze haar eindeloos zouden vertellen wat ze wel en niet kon doen, wel en niet kon zijn?

,,Lina?” De deur ging open en daar stond de psychologe.
,,Dat ben ik,” zei Lina.
,,Je kunt binnenkomen.” De psychologe lachte breed en vriendelijk, en ze had een ontzettend leuke fuschiaroze jurk aan. Maar dat wilde natuurlijk nog niet zeggen dat ze te vertrouwen was. Dat wilde niet zeggen dat deze vrouw niet dacht dat ze haar alles kon zeggen. Het was hoog tijd dat Lina eens mocht praten. Ze had zoveel te vertellen.

,,Ik wilde vast even zeggen, neem dit niet te serieus hoor,” begon de psychologe toen. “Ik bedoel, als je een ‘stoornis’ hebt snappen mensen je niet altijd helemaal, maar ik denk dat veel te weinig mensen genoeg begrip tonen voor iets dat anders is. Ik heb de afgelopen tijd veel collega’s over je gesproken. Je bent één van onze beste krachten, en ik hoor ook van zoveel mensen hier terug dat ze je eerlijkheid, je openheid, jouw unieke en authentieke manier van doen juist enorm waarderen. Jij bent een grote kracht in dit bedrijf. Je bent zo eigen. Raak dat alsjeblieft nooit kwijt.”

Je bent zo eigen. Raak dat alsjeblieft nooit kwijt.

Lina keek haar stomverbaasd aan.
,,Waarom ben ik hier dan?” vroeg ze toen stomweg.
,,Kijk, dat bedoel ik met eerlijkheid,” glimlachte de psychologe. “Ik vind het heerlijk als mensen zo direct zijn. Je bent hier omdat we je misschien een beetje kunnen assisteren, maar alleen als je dat zelf wilt, of denkt dat je het nodig hebt. Tot nu toe lijk je je goed te redden met de Ziekte, of heb ik dat mis?”
,,Er lijkt alleen soms zoveel te zijn wat ik niet kan zijn.” Lina was eerlijker dan ze wilde. Ze haatte zichzelf.
,,Dat hoor je vaak, waarschijnlijk,” zei de psychologe met een treurige blik in haar ogen. “Maar wat zou je willen zijn?” Lina ademde een paar keer rustig in en uit en dacht erover na. Ze dacht aan al haar dromen, al haar wensen, alles wat nu eigenlijk al zo goed was aan haar leven. Ze hield van haar werk. Ze hield van haar leuke appartementje. Ze hield van haar vriendinnen en ze had er best veel.
Ze had de Ziekte, maar was ze de Ziekte?

,,Weet je, ik ken de cijfers maar het zijn maar getallen uiteindelijk. De wereld is zoveel groter dan dat en het leven zoveel meer. In de praktijk zijn het vaak juist de mensen die door anderen zijn opgegeven die grote dingen doen. Dat bewijst de geschiedenis keer op keer. Ik denk dat iedereen alles kan zijn, zolang ze er maar in geloven. Klinkt cliché misschien, maar sommige dingen worden clichés omdat ze gewoon waar zijn.” De psychologe glimlachte weer, en Lina besefte zich dat ze deze vrouw mocht. Misschien waren ook niet alle psychologen slecht. Misschien was eerlijk tegen ze zijn wel helemaal niet slecht. Misschien was dit wel geen therapie maar tegentherapie.

Lina knikte, en ze lachte toen ze de kleine kamer een uurtje later weer verliet. Misschien moest ze de wereld een kans geven als ze wilde dat hij haar een kans gaf. Misschien kon de wereld haar dan zelfs wel gebruiken, en zij de wereld. Misschien kon ze zichzelf durven zijn. Misschien kon ze zelfs alles wel zijn als ze erin geloofde. Misschien wilde ze wel het liefst degene zijn die de wereld zou laten zien dat ze de Ziekte helemaal niet zo goed kenden als ze dachten.
Of misschien kon ze gelukkig zijn terwijl ze dat bleef proberen.